Personal (subject and non-subject) Pronouns

Mellis
Dennis
Gerk Jan
Thijs
Jelmer
Riemer
Jacob
Allard
Jarno
Yde
Hendrik
Eline
Maaike
Nynke
Daurene
Margreet
Marc
Sytske
Lara
Anoek
Eliza
Rosalie
Gerwin
Richard
Symon
Take your seat and get your workbook, schrift and pen out
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Mellis
Dennis
Gerk Jan
Thijs
Jelmer
Riemer
Jacob
Allard
Jarno
Yde
Hendrik
Eline
Maaike
Nynke
Daurene
Margreet
Marc
Sytske
Lara
Anoek
Eliza
Rosalie
Gerwin
Richard
Symon
Take your seat and get your workbook, schrift and pen out

Slide 1 - Slide

Roll Call

Persoonlijke voornaamwoorden

Oefeningen

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les
*ken je de Engelse persoonlijke voornaamwoorden
(onderwerp en niet-onderwerp)
* kun je deze op een goede manier in een zin gebruiken
*

Slide 3 - Slide

Personal Pronouns
Persoonlijke Voornaamwoorden
(onderwerp)

Slide 4 - Slide

What personal pronouns do you know?

Slide 5 - Mind map

Demonstrative (aanwijzende) pronouns
    Write in your notebook (schrift):

onderwerp / subject
          Ik          =       I
           ij          =      You
         Hij         =      He
          Zij         =     She
          Het       =     It
         Wij         =    We
          Jullie    =    You
           Zij         =    They

Slide 6 - Slide

Exercise 1
Choose the correct personal pronoun
Kies de juiste persoonlijke voornaamwoord (onderwerp)

Multiple Choice

Slide 7 - Slide

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 8 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 9 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 10 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 11 - Quiz

This is Jonah, (wij) like him a lot.
A
we,
B
they
C
us
D
you

Slide 12 - Quiz

What do (jullie) want from us?
A
she
B
they
C
you
D
your

Slide 13 - Quiz

This is Karin, (zij) likes football.
A
they
B
she
C
her
D
he

Slide 14 - Quiz

Do you see those two boys? (Zij) are up to no good.
A
she
B
they
C
him
D
them

Slide 15 - Quiz

(hij) gave her a pretty flower.
A
him
B
he
C
her
D
him

Slide 16 - Quiz

Well done!


Slide 17 - Slide

Personal Pronouns
Persoonlijke Voornaamwoorden
(niet-onderwerp)

Slide 18 - Slide

What personal pronouns do you know?

Slide 19 - Mind map

Write in your notebook (schrift):
niet-onderwerp / non-subject
mij = me
jou = you
hem = him
haar = her
het = it
ons = us
jullie = you
hen = them
Bijvoorbeeld: We can see HIM and he can see US.

Slide 20 - Slide

Exercise 2
Choose the correct personal pronoun
Kies de juiste persoonlijke voornaamwoord (niet-onderwerp)

Multiple Choice

Slide 21 - Slide

I love my dog. And my dog loves ... .
A
me
B
her
C
you
D
them

Slide 22 - Quiz

You have our address. You can visit ... tomorrow.
A
me
B
us
C
you
D
them

Slide 23 - Quiz

This is Mike's phone number. Call ... !
A
you
B
him
C
her
D
us

Slide 24 - Quiz

Where is your sister? I have a message for ... .
A
me
B
it
C
her
D
us

Slide 25 - Quiz

We have six dogs. We love ... .
A
you
B
him
C
them
D
her

Slide 26 - Quiz

Welcome! Can I help ... ?
A
me
B
you
C
it
D
us

Slide 27 - Quiz

That's my cat. Can you see ... ?
A
me
B
her
C
it
D
us

Slide 28 - Quiz

Welk voornaamwoord gebruik je voor dingen en dieren?
A
me
B
him
C
her
D
it

Slide 29 - Quiz

     Do:     
             Exercise 10 (a t/m e)
                      op p.14

                 NO TALKING

Slide 30 - Slide

Ging het goed? Of vond je het juist lastig? Vertel dat hieronder

Slide 31 - Open question

(Daurene, Symon, Lara) - Clean the tables


Put your materials away​

Stay seated until the bell rings

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide