Uitleg Spelling 10+11: Trema, apostrof, accenttekens, getallen

Leerdoel 1: trema's, apostrofs, aanhalingstekenins en accenttekens correct gebruiken

Leerdoel 2: ik weet wanneer ik getallen als cijfers of letters moet weergeven 


1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoel 1: trema's, apostrofs, aanhalingstekenins en accenttekens correct gebruiken

Leerdoel 2: ik weet wanneer ik getallen als cijfers of letters moet weergeven 


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Theorie trema
Het trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn. Je plaatst de trema op de eerste letter van de volgende lettergreep. 

kopiëren
officiële 

Slide 3 - Slide

Theorie apostrof 
Je gebruikt een apostrof om aan te geven dat je een letter (of letters) hebt weggelaten. 's Ochtends, Truus' tas

Om uitspraakproblemen te voorkomen: mama's, Lex' tas, maar Robs (want geen uitspraakprobleem)


Slide 4 - Slide

Accenttekens 
Accent aigu é (Eén, als de zin hiermee begint) 

Accent grave è

Accent circonflexe ê

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Samengevat:
Je schrijft getallen in letters voor: 
- getallen tot twintig: twee, negen, zeventien, achtste, de negentiende eeuw;
- tientallen tot honderd: twintig, vijftig, tachtigste;
- honderdtallen tot duizend: driehonderd, negenhonderd;
- duizendtallen tot en met twaalfduizend: zesduizend, tienduizendste; 
- de woorden miljoen, miljard, biljoen, enz. en: vier miljoen, zeven miljardste.

Slide 7 - Slide

Samengevat:
Je schrijft getallen in cijfers voor: 
      - getallen boven de twintig
      - maten                                       -  bedragen
      - gewichten                              -  telefoonnummers
      - data                                           -  percentages
      - exacte tijdstippen



Slide 8 - Slide

Samengevat:
Let op!
    -  Je schrijft breuken los: een vierde (1/4)
        Behalve in een samenstelling (tweekwartsmaat, tweeënhalf)
   -   Als in een zin twee regels door elkaar lopen dan gebruik je beide keren              cijfers. 
   -   Bij grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en                    letters.
   -   Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema (drieënhalf).

Slide 9 - Slide


Otto speelde met .......... vrienden een potje Fortnite.
A
21
B
een en twintig
C
éénentwintig
D
eenentwintig

Slide 10 - Quiz



De minister wilde ......... miljoen bezuinigen.
A
6-tig
B
zestig
C
60

Slide 11 - Quiz


De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijftien mei negentieneenenzestig
B
15-5-1961
C
15 mei negentieneenenzestig
D
15 mei 1961

Slide 12 - Quiz


Om ...................... had ik een afspraak
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur
D
veertien uur

Slide 13 - Quiz

Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur

Slide 14 - Quiz

Ik heb het lesdoel bereikt: ik weet wanneer ik getallen in letters moet schrijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 16 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
mevrouw Van Dijken-Van der Graaf
B
mevrouw M.L. Van Dijken
C
mevrouw M.L. van Dijken
D
(feestje in) huize Van Dijken

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
A
Marianne Van Dijken
B
mevrouw Van Dijken
C
mevrouw van Dijken
D
mevrouw Van Dijken-van der Graaf

Slide 19 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 20 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 21 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 22 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 23 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 24 - Quiz

Wanneer een hoofdletter?
  • Begin van een zin
  • Bij (aardrijkskundige) namen
  • Officiële feestdagen
  • Historische gebeurtenissen
  • Instellingen of bedrijven

Slide 25 - Slide

bij aardrijkskundige namen
  • landen, plaatsnamen, rivieren, bergen, hemellichamen
    => ook afleidingen
    Zuid-Afrika   /   Zuid-Afrikaans
    Middellandse Zee   /   Middellandse Zeegebied

Slide 26 - Slide

bij namen
  • mevrouw De Vries
  • mevrouw M. de Vries
  • Miep de Vries
  • mevrouw De Vries-van der Kist
=> Hoe zit dit?

Slide 27 - Slide

Wanneer geen hoofdletter?
  • dagen
  • maanden
  • seizoenen
  • windstreken

Slide 28 - Slide

Pasen / paasviering
  • Pasen
    religieuze feesten
  • paasviering
    afleidingen van die religieuze feesten
  • Kerstmis <=> kerstvakantie

Slide 29 - Slide

Wat is de juiste spelling?
A
engelse drop
B
Engelse drop

Slide 30 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
jarik de boer
B
Jarik De Boer
C
Jarik de Boer
D
jarik De Boer

Slide 31 - Quiz

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
hij zei in mei leggen alle vogels een ei

Slide 32 - Open question



Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 33 - Slide

Aanhalingstekens:
  • bij directe rede of citaat
  • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!"
  • X De leerling zei dat hij echt op tijd is. 

  • bij titels van b.v. boeken => De griezelbus (Lees jij 'De griezelbus' ook?
  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis => schrijf je 'scan' met een c of met een k? 
  • Cynisch: Die 5-0 nederlaag is een 'prima' resultaat.
  • Let op: gedachten staan niet tussen aanhalingstekens! De leerling dacht: het is wel oké om te laat te komen.

Slide 34 - Slide

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 35 - Quiz

Aanhalingsteken of niet? Maria denkt: ik wil daar ook graag bij zijn.
A
wel
B
niet

Slide 36 - Quiz

Staan de aanhalingstekens juist?
Schijf je 'boekentas' of 'boeketas'?
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz