Test les 1

Oefenvragen les 1
1 / 46
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefenvragen les 1

Slide 1 - Slide

Als het slachtoffer nog kan hinkelen, loop je mee.
Hoe ondersteun je?
A
Aan de gezonde kant
B
Aan de kant van het letsel
C
Achter het slachtoffer
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist

Slide 2 - Quiz

Je belt 112 en krijgt de centrale aan de lijn.
Wat wil deze centralist als eerste weten?
A
De plaats van het ongeval
B
Het aantal slachtoffers
C
Wat er is gebeurd
D
De naam van de melder

Slide 3 - Quiz

Je belt 112, maar je weet niet precies waar je bent. Wat doe je?
A
Je stuurt een omstander op pad om de ambulance op te vangen.
B
Je verplaatst het slachtoffer naar een plek waar een straatnaambord hangt.
C
Je geeft de centralist toestemming om je locatie uit de telefoon te gebruiken.
D
Je laat het slachtoffer liggen en gaat zelf op een herkenbare plek staan wachten tot hulp arriveert.

Slide 4 - Quiz

Wanneer je steeds weer terug moet denken of wakker ligt van een ongeval waar je hebt geholpen, neem je contact op met...
A
Je belt je EHBO docent
B
Je belt 112
C
huisarts van het slachtoffer
D
jouw huisarts

Slide 5 - Quiz

Wat doe je als het niet veilig is om hulp te verlenen?
A
Je belt 112 en houdt afstand.
B
Je vraagt een omstander om te helpen.
C
Je gaat altijd helpen.
D
Je blijft wachten tot de situatie veilig wordt en doet verder niets.

Slide 6 - Quiz

1. De Rautekgreep wordt hier goed uitgevoerd
2. Je past de Rautekgreep toe als lopen of hinkelen niet meer mogelijk is.
A
1 is juist 2 is onjuist
B
1 is onjuist 2 is juist
C
beiden zijn juist
D
beiden zijn onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat verstaan we onder
professionele hulp?
A
huisarts en tandarts
B
fysiotherapeut
C
Iedereen met een EHBO diploma
D
huisarts, tandarts en fysiotherapeut

Slide 8 - Quiz

STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
STAP 6
STAP 7
AED / 112
VEILIG VOOR MEZELF?
AANSPREKEN / SCHUDDEN
CHECK ELKE MIN. VITALE FUNCTIES
VEILIG VOOR SLACHTOFFER?
STABIELE ZIJLIGGING
CONTROLEER ADEMHALING

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

Zet de afbeeldingen in de juiste volgorde (1 > 5)

Slide 11 - Drag question

Ziektekiemen worden overgedragen via...
A
Lichaamsvloeistoffen
B
Uitgeademde lucht
C
Bloed
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quiz

Stelling 1: Het is verplicht om bij beademing gebruik te maken van een beademingsmasker (Kiss of Life)
Stelling 2: Bij beoordeling van het bewustzijn, bepaal je of iemand alert / niet alert / bewusteloos is
A
stelling 1 is juist
B
stelling 2 is juist
C
stelling 1 en 2 zijn juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat gebeurd er in een situatie waarin meer slachtoffers dan hulpverleners zijn?
A
Het kan zijn dat een slachtoffer met een circulatiestilstand niet gereanimeerd kan worden
B
leg je een bewusteloos slachtoffer op zijn rug en ga je naar het volgende slachtoffer
C
Het slachtoffer met de meeste pijn wordt als eerste geholpen
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quiz

wat doe je wanneer een slachtoffer op zijn rug ligt en begint te braken?
A
Je draait het slachtoffer van je af
B
Je draait het slachtoffer naar je toe
C
Je draait het hoofd van het slachtoffer opzij
D
Je draait het slachtoffer op de buik

Slide 15 - Quiz

Een persoon die niet alert is, reageert...
A
niet op aanspreken of aanschudden
B
wel op vragen, maar kijkt niet naar je
C
verward,suf,sloom
D
wel op vragen met een logisch antwoord

Slide 16 - Quiz

Wanneer moet je een slachtoffer verplaatsen?
A
Als het slachtoffer in een ongemakkelijke houding zit
B
Wanneer het slachtoffer een circulatiestilstand heeft
C
Wanneer jij als hulpverlener niet prettig kan werken
D
Bij brand

Slide 17 - Quiz

Op straat zie je een vrouw bewegingloos liggen. Je ziet dat de omgeving veilig is en stapt op haar af. Je spreekt haar duidelijk aan en schudt aan haar schouders, maar ze reageert niet. Je laat iemand 112 bellen en een AED halen. Wat doe je daarna?
A
Je controleert of het slachtoffer letsel heeft
B
Je start de reanimatie met beademing
C
Je opent de luchtweg en beoordeelt de ademhaling
D
Je start de reanimatie met borstcompressies

Slide 18 - Quiz

Een slachtoffer die bewusteloos is, reageert...
A
direct goed op vragen
B
verward, suf, sloom
C
op vragen met een logisch antwoord
D
niet op aanspreken of aanschudden

Slide 19 - Quiz

Op straat zie je iemand bewegingsloos liggen. wat doe je?
A
Je kijkt of je veilig hulp kunt verlenen
B
Je spreekt hem/haar aan en schudt aan de schouders
C
Je laat 112 bellen en een AED halen
D
Je opent de luchtweg en controleert de ademhaling

Slide 20 - Quiz

Welke stelling is juist?
1. Het slachtoffer bepaalt in principe zelf in welke houding ze willen zitten of liggen.
2. Bij elke acute situatie thuis bel je de huisarts of huisartsenpost
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn beiden juist
D
Stelling 1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 21 - Quiz

Stelling 1: Een bewusteloos slachtoffer met een luchtwegbelemmering moet worden gereanimeerd.
Stelling 2: Bij een koolmonoxidevergiftiging heeft het slachtoffer een blauwe gelaatskleur
A
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
B
Stelling 1 en 2 zijn juist
C
Stelling 2 is juist
D
Stelling 1 is juist

Slide 22 - Quiz

Op straat zie je een vrouw bewusteloos liggen.
Je ziet dat het veilig is om te benaderen, stapt op haar af. Je spreekt haar luidt aan en schudt voorzichtig op de schouders. Ze reageert niet. Wat doe je?
A
Je controleert op letsels
B
Je opent de luchtweg en beoordeelt ademhaling
C
Je vraagt omstander om 112 te bellen en AED
D
Je vraagt aan omstanders wat er is gebeurd

Slide 23 - Quiz

Wervelletsel kan leiden tot verlamming van bijvoorbeeld
de ademhalingsspieren. Het is daarom belangrijk dat
het letsel niet erger wordt. Wat doe je als iemand
mogelijk wervelletsel heeft?

A
Je legt het slachtoffer in stabiele zijligging
B
Je laat het slachtoffer zitten
C
Draai naar rugligging en controle ademhaling
D
Je zorgt dat het slachtoffer niet beweegt

Slide 24 - Quiz

Bij het draaien van een slachtoffer van buik naar rug, pak je het slachtoffer vast bij...
A
hoofd en heup
B
hoofd en schouder
C
schouder en heup
D
schouder en been

Slide 25 - Quiz

Op straat zie je een vrouw bewegingloos liggen. Je weet dat het veilig is en stapt op haar af. Je spreekt haar luidt aan en schudt aan de schouders, maar ze reageert niet. Je laat omstanders 112 bellen en een AED halen. Wat doe je daarna?
A
Je opent de luchtweg en beoordeelt de ademhaling
B
Je controleert of het slachtoffer letsel heeft
C
Je start de reanimatie met borstcompressies
D
je start de reanimatie met beademing

Slide 26 - Quiz

Bij verslikking starten we met...
A
112 bellen
B
5 slagen tussen de schouderbladen
C
de Heimlichgreep
D
het slachtoffer laten hoesten

Slide 27 - Quiz

Wanneer iemand niet-alert reageert.....
A
laat je onmiddellijk 112 bellen en AED halen
B
zorg je dat deze persoon op de grond komt te liggen
C
verplaats je deze persoon naar frisse lucht
D
vraag je omstanders wat er is gebeurd

Slide 28 - Quiz

Wanneer praat je tegen het slachtoffer?
A
Als hij niet alert is
B
Je praat altijd tegen het slachtoffer
C
Als hij/zij bij bewustzijn is
D
Als hij bewusteloos is

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Stelling 1: de armligging is hier correct.
Stelling 2: Bij stabiele zijligging neem je plaats aan de gezichtszijde van het slachtoffer
A
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
B
Stelling 1 en 2 zijn juist
C
Stelling 1 is juist
D
Stelling 2 is onjuist

Slide 31 - Quiz

Stelling 1: Een onregelmatig op en neer gaan van de borst en/of buik bij een bewusteloos slachtoffer is een normale ademhaling.
Stelling 2: Bij twijfel aan een normale ademhaling mag je het slachtoffer ook op de rug draaien
A
Stelling 1 en 2 zijn juist
B
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist
D
Stelling 2 is juist

Slide 32 - Quiz

Op straat zie je een vrouw bewusteloos liggen.
Je ziet dat het veilig is om te benaderen, stapt op haar af. Je spreekt haar luidt aan en schudt voorzichtig op de schouders. Ze reageert niet. Wat doe je?
A
Je controleert op letsels
B
Je opent de luchtweg en beoordeelt ademhaling
C
Je vraagt omstander om 112 te bellen en AED
D
Je vraagt aan omstanders wat er is gebeurd

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Welke fout maakt de hulpverlener bij het uitvoeren van de kinlift?
A
De duim moet niet op de kin worden geplaatst
B
Het hoofd moet naar achteren worden gekanteld
C
De hand moet niet op het voorhoofd
D
De mond wordt niet ver genoeg geopend.

Slide 35 - Quiz


Hoeveel ademhalingen in 10 seconden is 'normale ademhaling'?
A
maximaal 1
B
minimaal 5
C
2 of 3
D
60-70

Slide 36 - Quiz

Je hebt vastgesteld dat iemand bewusteloos is. Hoe beoordeel je vervolgens de ademhaling?
A
Je kijkt of zijn/haar borst of buik op en neer gaat
B
Je legt je handen op de borst
C
Je draait het slachtoffer op de rug en voert de kinlift uit
D
Je houdt een spiegeltje voor zijn/haar mond

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Waarom draai je iemand van buikligging naar rugligging?
A
Het slachtoffer kan op de rug beter braken
B
In rugligging kun je de ademhaling beter controleren
C
Je kunt dan beter zien of het slachtoffer bewusteloos is
D
In buikligging kun je de ademhaling niet controleren

Slide 39 - Quiz

Je moet een slachtoffer draaien van buikligging naar rugligging. Waar pak je het slachtoffer vast?
A
Schouder en heup
B
Hoofd en schouder
C
Schouder en knie
D
Hoofd en heup

Slide 40 - Quiz

Bij het draaien van een slachtoffer van buik naar rug, pak je het slachtoffer vast bij...
A
hoofd en heup
B
hoofd en schouder
C
schouder en heup
D
schouder en been

Slide 41 - Quiz

Het slachtoffer is bewusteloos, maar heeft een normale ademhaling. Wat doe je nu?
A
Je legt het slachtoffer in de stabiele zijligging
B
Je laat het slachtoffer met rust en wacht tot de ambulance er is
C
Je legt het slachtoffer op de buik
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 42 - Quiz

Bij een bewusteloos slachtoffer moet je regelmatig ademhaling controleren. Hoe regelmatig?
A
om de minuut
B
om de 2 minuten
C
om de 5 minuten
D
om de 10 minuten

Slide 43 - Quiz

Een zuigeling verslikt zich. De zuigeling hoest niet.
Wat doe je?
A
5x borstcompressie
B
5x buikstoten
C
5x rugslagen
D
op de kop houden

Slide 44 - Quiz

Bij verstikking, niet kunnen hoesten,
geef je buikstoten aan het slachtoffer.
Waar plaats je de vuist?
A
Net onder het borstbeen
B
Net boven de navel
C
Net onder de navel
D
Op het borstbeen

Slide 45 - Quiz

Een bewusteloos slachtoffer in buikligging moet je eerst in rugligging leggen. Hoe leg je de armen juist neer?
A
Beide armen langs het hoofd
B
De arm aan de gezichtskant op het hoofd
C
De arm aan de gezichtskant omhoog
D
De arm langs het achterhoofd omhoog

Slide 46 - Quiz