Quiz

Quiz
Hoofdstuk 4, 5, 6, en 15


1 / 13
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz
Hoofdstuk 4, 5, 6, en 15


Slide 1 - Slide

Wat wordt er bedoeld met de ‘belevingswereld’ van het kind?
A
De manier waarop het kind een band op bouwt met anderen
B
Hoe een kind de wereld om zich heen beleeft
C
De thuissituatie van het kind
D
Je bewust zijn van de gevoelens en de behoeften van de ander

Slide 2 - Quiz

Hoe krijg je een vertrouwensband met een kind?
A
Je krijgt vanzelf een band met een kind als je met een kind werkt
B
Kinderen vertrouwen iedereen zonder meer, je hoeft hier geen moeite voor te doen
C
Door vooral veel lol hebben samen
D
Door voorspelbaar en stabiel te reageren

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste definitie van opvoeden? Maak de zin af…. Het handelen van een opvoeder ten opzichte van het kind, met als doel ….
A
het kind te begeleiden in zijn ontwikkeling in de richting van volwassenheid
B
het kind jouw waarden en normen op te leggen
C
jouw eigen persoonlijkheid door te geven
D
met als doel gelukkig te zijn in deze maatschappij

Slide 4 - Quiz

Welke stijl hebben ouders/verzorgers als zij een autoritaire opvoedingsstijl toepassen?
A
Ouders zijn streng, controleren veel en er zijn veel regels
B
Ouders stellen wel regels, maar heb ook oog voor de wensen en behoeften van het kind
C
Ouders stellen lage eisen, kind kan zelf bepalen
D
Er is geen sprake van opvoeding, weinig regels en er wordt weinig geborgenheid geboden

Slide 5 - Quiz

Welke stijl hebben ouders/verzorgers als zij een permissieve of Laissez-Faire
opvoedingsstijl toepassen?
A
Ouders zijn streng, controleren veel en er zijn veel regels
B
Ouders stellen wel regels, maar heb ook oog voor de wensen en behoeften van het kind
C
Ouders stellen lage eisen, kind kan zelf bepalen
D
Er is geen sprake van opvoeding, weinig regels en er wordt weinig geborgenheid geboden

Slide 6 - Quiz

Wie was de oprichter van Reggio Emilia en zei: “een kind heeft honderd talen”?
A
Maria Montessori
B
Loris Malaguzzi
C
Thomas Gordon
D
Celestin Freine

Slide 7 - Quiz

Thomas Gordon heeft een theorie ontwikkeld waarbij de communicatie tussen opvoeder en kind centraal staat. Welke begrippen passen bij zijn visie?
A
Laisses-faire
B
Ik-boodschap en actief luisteren
C
Regels, routine en rituelen
D
Ongewenst gedrag negeren

Slide 8 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met interactie?
A
De vaardigheden van een pedagogisch medewerker
B
De wisselwerking tussen personen die op elkaar reageren door middel van communicatie
C
Het niet gemotiveerd zijn om tot actie te komen
D
Alle handelingen die op een groep gebeuren

Slide 9 - Quiz

Welke interactievaardigheid wordt hieronder beschreven?

'Het geeft je het recht om zelf te bepalen wie je bent en wat je doet of niet doet. Je houdt rekening met de eigenheid van het kind'
A
Respect voor autonomie
B
Sensitieve responsiviteit
C
Ontwikkelingsstimulering
D
Structureren en leiding geven

Slide 10 - Quiz

Wat is het verschil tussen reflecteren en evalueren?
A
Bij reflecteren gaat het over het gedrag van de ander en bij evalueren gaat het over je eigen gedrag
B
Bij reflecteren gaat het over je eigen gedrag en bij evalueren gaat het over het gedrag van de ander
C
Bij reflecteren gaat het over je eigen gedrag en bij evalueren gaat het over resultaten van een behaald doel/taak
D
Bij reflecteren gaat het over resultaten van een behaald doel/taak en bij evalueren gaat het over je eigen gedrag

Slide 11 - Quiz

Wat is de letterlijke betekenis van feedback?
A
Kritiek
B
Terugkoppeling
C
Interactie
D
Opmerking

Slide 12 - Quiz

Hoe ga je op de juiste wijze om met feedback?
A
Vraag om toelichting of verduidelijking zonder de boodschap aan te vechten
B
Ga in de verdediging
C
Laat het meteen weten als je het er niet mee eens bent
D
Vat feedback persoonlijk op

Slide 13 - Quiz