Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Aan het eind van de les weten we wanneer we een hoofdletter moeten schrijven
- Aan het einde van de les weten we wanneer we een punt aan het einde van een zin zetten.
- Aan het einde van de les weten we wanneer we een vraagteken aan het einde van een zin zetten.

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je
een hoofdletter?

Slide 3 - Mind map

Je gebruikt een hoofdletter:
- Aan het begin van elke nieuwe zin!
- Namen van personen, dieren of dingen
- Namen van landen, steden, rivieren, enz. 
- Namen van merken, producten en bedrijven
- Namen van talen en volken
- Namen van feestdagen en historische gebeurtenissen

Slide 4 - Slide

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
david
B
tafel
C
hond
D
voetbal

Slide 5 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
drinken
B
cola
C
chips
D
haribo

Slide 6 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
park
B
rivier
C
maas
D
zee

Slide 7 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
provincie
B
nederland
C
hoofdstad
D
dorp

Slide 8 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
vriend
B
oom
C
truus
D
tante

Slide 9 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
leiden
B
verjaardag
C
maandag
D
vieren

Slide 10 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
september
B
drop
C
juli
D
m&m

Slide 11 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kat
B
vince
C
smurf
D
kapstok

Slide 12 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
juni
B
strand
C
engels
D
taal

Slide 13 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
tulp
B
sinterklaas
C
mandarijn
D
boot

Slide 14 - Quiz

Op welke manieren
kun je een zin afsluiten?

Slide 15 - Mind map

Punt en vraagteken
- Aan het einde van een gewone zin zet je een punt.
- Aan het einde van een vraagzin zet je een vraagteken.
Een zin wordt ALTIJD afgesloten met een leesteken!

Slide 16 - Slide

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 17 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 18 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 19 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 20 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 21 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 22 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 23 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 24 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 25 - Open question

Schrijf de zin op.
Gebruik hierbij hoofdletters, een punt
of een vraagteken.

Slide 26 - Open question