This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Programma
Herhaling vorige week
Leerdoelen
Uitleg - §2.2 - Iedereen evenveel?
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Slide
2.1.2 Productiefactoren
Productiefactoren of productiemiddelen zijn middelen die productie mogelijk maken. Economen onderscheiden vier soorten productiefactoren.
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Slide 3 - Slide
Herhalen opdracht 2.5 (blz. 24/25)
Slide 4 - Slide
Leerdoelen, aan het einde van de les...
Kun je een lorenzcurve tekenen en gebruiken om inkomensverschillen in kaart te brengen.
Slide 5 - Slide
§2.2 Iedereen evenveel
Slide 6 - Slide
Waarom kunnen inkomens verschillen?
Slide 7 - Slide
Inkomens kunnen verschillen door...
Je leeftijd
Het soort werk dat je doet
Het niveau van de opleiding die je hebt gedaan
In welke mate je deeltijd werkt
Nog meer?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Lorenzcurve
Een manier om snel te zien hoe groot de inkomensverschillen tussen bijvoorbeeld huishoudens zijn, is door het tekenen van een lorenzcurve.
Slide 10 - Slide
Lorenzcurve
Op de verticale as staat de verdeling van het totale inkomen.
Op de horizontale as staat de verdeling van personen van arm naar rijk.
De hulplijn in de grafiek geeft aan hoe de inkomensverdeling eruit ziet als iedereen precies evenveel verdient.
Slide 11 - Slide
Lorenzcurve
de armste 10% van de bevolking 10% van het inkomen verdient,
de armste 20% van de bevolking 20% van het inkomen verdient,
de armste 80% van de bevolking 80% van het inkomen verdient,
…. dus iedereen evenveel verdient.
Slide 12 - Slide
Lorenzcurve
Deze gegevens moeten we in de grafiek verwerken. Daarvoor moeten we nog één handeling doen, namelijk de gegevens cumuleren.
Slide 13 - Slide
Lorenzcurve
Slide 14 - Slide
Lorenzcurve
Slide 15 - Slide
Lorenzcurve
Welke lorenzcurve is van Zuid-Afrika?
Slide 16 - Slide
Aan het werk!
Wat?Kopen & werken - §2.2: t/m 2.11
Hoe? Overleggen mag, fluisteren!
Hoelang? Tot 5 minuten vóór einde van de les.
Klaar? Nakijken!
Slide 17 - Slide
Aan het werk!
Wat?Kopen & werken - §2.2: opdracht 2.8 & 2.9 (gaan we zo bespreken!!)
Hoe? Overleggen mag, fluisteren!
Hoelang? 10 minuten
Klaar? Nakijken!
timer
10:00
Slide 18 - Slide
Opdracht 2.8
Slide 19 - Slide
Opdracht 2.9
a. Teken de Lorenzcurve.
Slide 20 - Slide
Opdracht 2.9
a. Teken de Lorenzcurve.
b. Lees af hoeveel procent van het totale inkomen wordt verdiend door 60% van de huishoudens met het laagste inkomen.
b. Lees af hoeveel procent van het totale inkomen wordt verdiend door 60% van de huishoudens met het hoogste inkomen.
c. teken in bron 2.5 een stippellijn die de lorenzcurve weergeeft als elk huishouden hetzelfde inkomen heeft.
Slide 21 - Slide
2.2.2 is de hoogte van je inkomen belangrijk?
Welvaart is de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
Hoe meten we welvaart?
Het bbp wordt gebruikt om een verandering van de welvaart te meten.
Veel economen veronderstellen dat de welvaart toeneemt als het bbp per hoofd van de bevolking toeneemt.
Slide 22 - Slide
Bbp & groeipercentages
Staafdiagram: hulpmiddel om gegevens in kaart te brengen.
Groeipercentages: percentage die aangeeft hoeveel procent een bepaalde variabele veranderd is.
Slide 23 - Slide
HDI - Human Development Index
Is gecreëerd omdat het bbp niet met zaken rekening houdt die nietin geld zijn uit te drukken, zoals milieu, levensverwachting, gezondheid of grote inkomensverschillen.
Een afdeling van de Verenigde Naties (VN) heeft daarom de Human Development Index ontwikkelt.
Deze maatstaf kijkt ook naar het onderwijsniveau en de levensverwachting in een land.
Hoe dichter HDI de bij 1 ligt, des te hoger is de menselijke ontwikkeling in een land.
Slide 24 - Slide
HDI - Human Development Index
Slide 25 - Slide
Groen bbp
Naast de HDI pleiten steeds meer landen om een groen bbp te berekenen, waarbij alleen die zaken moeten meetellen bij het bbp die leiden tot meer welvaart zonder dat de grondstoffenvoorraad of het milieu daaronder lijden.
Als van het 'normale' bbp de kosten van milieuvervuiling en het uitputten van de grondstoffenvoorraden worden afgetrokken, dan blijft het groen bbp over.
Slide 26 - Slide
Aan het werk!
Wat?Kopen & werken - §2.2: t/m 2.11
Hoe? Overleggen mag, fluisteren!
Hoelang? Tot 5 minuten vóór einde van de les.
Klaar? Nakijken!
Slide 27 - Slide
Wat is de Lorenzcurve?
A
Een curve die de bevolkingsgroei van een land toont
B
Een curve die de economische groei van een land toont
C
Een grafische weergave van de inkomensongelijkheid in een land
D
Een curve die de prijsontwikkeling van goederen toont
Slide 28 - Quiz
Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
De armste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
Slide 29 - Quiz
Stelling: Als je een tegemoetkoming krijgt voor je studiekosten van de overheid, dan krijg je een overdrachtsinkomen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quiz
Van welke productiefactor is 'rente/huur' het primaire inkomen?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 31 - Quiz
2.1.2 Productiefactoren
Slide 32 - Slide
2.1.2 Productiefactoren
Slide 33 - Slide
Laura krijgt 50 euro kleedgeld per maand, hoeveel krijgt Laura per week? Noteer als 12,34 zonder €!
Slide 34 - Open question
De prijs van een frikandelbroodje is in een half jaar tijd gedaald van € 1,20 naar € 0,85. Bereken hoeveel procent de prijs is gedaald (noteer als 1,2%)