VWO 1 h.7.2 spelling LES 4

H. 7.2

Taalverzorging
Spelling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H. 7.2

Taalverzorging
Spelling

Slide 1 - Slide

leerdoelen

  • je kunt de stam van werkwoorden vormen;

  • je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd goed spellen;

  • je kunt het voltooid deelwoord goed schrijven.

Slide 2 - Slide

Wat doen we deze les?

  • We bekijken wat de stam van werkwoorden is;

  • We bekijken de theorie van de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd en het voltooid deelwoord;

  • Jullie oefenen met de theorie;

  • Jullie gaan aan de slag met de opdrachten van deze paragraaf.

Slide 3 - Slide

Stam

  • De stam van het werkwoord is de infinitief zonder -en



















infinitief
stam
vinden
vind
lopen
lop
vallen
vall
durven
durv
reizen
reiz

Slide 4 - Slide

  • De stam is soms hetzelfde als de ik-vorm

      vinden  wandelen  fietsen  huilen  gebruiken 

  • In veel gevallen moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen. 

 1.    een klinker toevoegen:                                         lop → ik loop;
 2.    een medeklinker weglaten:                                  vall → ik val;
 3.    een letter veranderen 
       (een v in een f, of  een z in een s): 
                                                                                       durv → ik durf                                                                                                   rei→ ik reis.
















Slide 5 - Slide

- en
klinker
erbij
medeklinker
eraf
letter
veranderen
passen
kopen
ruizen
fluiten
wandelen
erven
bakken
wreken

Slide 6 - Drag question

Persoonsvorm in de verleden tijd

  • Er bestaan twee soorten werkwoorden: klankveranderende en klankvaste werkwoorden. Bij klankveranderende of sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd (vt).













infinitief
ik-vorm vt
houden
(ik) hield
nemen
(ik) nam

Slide 7 - Slide

  • Bij klankvaste of zwakke werkwoorden verandert de klank niet. De persoonsvorm in de verleden tijd is de ik-vorm+ te(n) of + de(n).




















infinitief
persoonsvorm vt
bakken
ik bakte
planten
wij plantten
grijnzen
ik grijnsde
verantwoorden
wij verantwoordden

Slide 8 - Slide

klankveranderend (sterk) werkwoord
klankvast (zwak) werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 9 - Drag question

  • Om te bepalen of je + te(n) of + de(n) moet schrijven, kun je de regel van 't kofschip gebruiken:

  • Neem de stam van het werkwoord.
  • Kijk naar de laatste letter van de stam.
  • Is dat een medeklinker uit 't kofschip of is het een x?

  • Ja? Schrijf dan de ik-vorm + te(n).
  • Nee? Schrijf dan de ik-vorm + de(n).

De klank van de letter x eindigt op een -s en doet mee met de regel van 
't kofschip. De stam van waxen krijgt dus + te(n).


VOORBEELD









Slide 10 - Slide

stap 1
stap 2
stap 3
infinitief
stam
laatste letter
't kofschip
pvvt
proeven
proev
v
nee  
ik proefde
sussen
suss
s
ja
wij susten

Slide 11 - Slide


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

Ik (maken)... gisteren mijn huiswerk. 

Slide 12 - Open question


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

De voetballers (vertellen)... gisteren over hun overwinning.

Slide 13 - Open question


Welke vorm van de persoonsvorm verleden tijd klopt in de zin?


Het oude mannetje (kuchen)... luid.
A
kuchte
B
kuchten
C
kuchtte
D
kuchtten

Slide 14 - Quiz


Welke vorm van de persoonsvorm verleden tijd klopt in de zin?


De examenkandidaat (vrezen)... voor het cijfer van wiskunde.
A
vreeste
B
vreesde
C
vreesten
D
vreesden

Slide 15 - Quiz

Zelf 
aan de 
slag
H1a
Maak opdracht 10 t/m 15 
blz. 16 t/m 21

Slide 16 - Slide

Zelf 
aan de 
slag
A1a
Maak opdracht 10 t/m 15 
blz. 16 t/m 22

Klaar?
Maak de zelftoets online
7.1 Grammatica

Slide 17 - Slide