Herhalingsles werkwoordspelling klas 1

Leerdoelen
Leerdoel: Ik kan de spellingsregels toepassen: persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord.
Hoe bereik je deze doelen?
  •  Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd klankvaste werkwoorden + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd klankveranderende werkwoorden + oefenen
  • Herhaling voltooid deelwoord

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen
Leerdoel: Ik kan de spellingsregels toepassen: persoonsvorm tegenwoordige tijd, verleden tijd sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord.
Hoe bereik je deze doelen?
  •  Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd klankvaste werkwoorden + oefenen
  • Herhaling persoonsvorm verleden tijd klankveranderende werkwoorden + oefenen
  • Herhaling voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes: Wanneer (worden) jij er een keer uitgestuurd?

Slide 2 - Open question

Stappenplan werkwoordspelling deel 1
Stap 1: Check of je werkwoord een persoonsvorm is.
Stap 2: Is je werkwoord een persoonsvorm? Kies dan de tijd: Tegenwoordige tijd of verleden tijd.
Belangrijke regel: Geen tijd = tegenwoordige tijd.
Verleden tijd --> stap 4
Stap 3: Tegenwoordige tijd. Stam+t (Ik-vorm+t), behalve bij ik, .........jij/je en meervoud.

Let op: Ik-vorm is nooit met -dt.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(draaien) Hij ... er altijd omheen.

Slide 4 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(verkleden) ... je collega zich ook?

Slide 5 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(betekenen) Vrijheid ... veel voor hem.

Slide 6 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
Stap 1: Check of je werkwoord een persoonsvorm is.
Stap 2: Is je werkwoord een persoonsvorm? Kies dan de tijd: Tegenwoordige tijd of verleden tijd.
Belangrijke regel: Geen tijd = tegenwoordige tijd.
Verleden tijd --> stap 4
Stap 4: is je werkwoord sterk (van klank veranderen) of zwak? Ga naar stap 5 voor zwak.
Stap 5: Zwak werkwoord.
Haal -en van je werkwoord. Dit is de STAM!
Kijk naar de laatste letter van de stam. Zit dit in 'T KoFSCHiP X?  ik-vorm +te(n) 
Zit de letter niet in  'T KoFSCHiP X?  Ik-vorm + de(n)
Check of er één of meerdere personen zijn.

Slide 7 - Slide

Klankveranderende werkwoorden
De verleden tijd van het werkwoord is met een andere klank!

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd:

Simon en Kaja ... (geven) elkaar een hand.

Slide 9 - Open question

Klankvaste werkwoorden
1. Haal -en van het werkwoord
2. Zit de laatste letter in 'T KoFSCHiP X?
Ja ----> Ik vorm + te(n)
Nee -----> Ik-vorm + de(n)
Kijk naar het onderwerp om te bepalen of het enkelvoud of meervoud is!

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
(vermoeden) ... jullie dat hij iets stal.

Slide 11 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

(juichen) Het publiek ... , toen er werd gescoord.

Slide 12 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: Waarom (wenden) je je niet tot de directeur?

Slide 13 - Open question

Wat weet jij van het voltooid deelwoord?

Slide 14 - Open question

Gisternacht heeft het echt heel hard (vriezen).

Slide 15 - Open question

Hij heeft (juichen) langs de kant (schreeuwen).

Slide 16 - Open question