V5 T4 B5: Genexpressie

Begintaak (herhaling begrippen thema DNA)
Je hebt een DNA-molecuul met de volgende DNA-volgorde:

TAC TCG TTC (streng 1)
ATG AGC AAG (streng 2)

1. Hoe ziet het DNA-molecuul eruit na de DNA-replicatie
2. Is het nieuwe molecuul enkel- of dubbelstrengs?
3. Hoe ziet het mRNA-molecuul eruit als streng 1 wordt afgelezen?
4. Hoe heet het proces waarbij dit stukje DNA (gen) wordt gekopieerd?
5. Welke aminozuren worden ingebouwd op basis van de code van streng 1?
6. Hoe heet het proces waarbij het mRNA-molecuul wordt afgelezen?

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Begintaak (herhaling begrippen thema DNA)
Je hebt een DNA-molecuul met de volgende DNA-volgorde:

TAC TCG TTC (streng 1)
ATG AGC AAG (streng 2)

1. Hoe ziet het DNA-molecuul eruit na de DNA-replicatie
2. Is het nieuwe molecuul enkel- of dubbelstrengs?
3. Hoe ziet het mRNA-molecuul eruit als streng 1 wordt afgelezen?
4. Hoe heet het proces waarbij dit stukje DNA (gen) wordt gekopieerd?
5. Welke aminozuren worden ingebouwd op basis van de code van streng 1?
6. Hoe heet het proces waarbij het mRNA-molecuul wordt afgelezen?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
1. Na DNA-replicatie krijg je precies hetzelfde DNA-molecuul:
TAC TCG TTC (streng 1)
ATG AGC AAG (streng 2)
2. Het nieuwe molecuul is ook dubbelstrengs.
3. Het mRNA-molecuul ziet er zo uit:  AUG AGC AAG
4. Het proces waarbij dit stukje DNA (gen) wordt gekopieerd heet: Transcriptie
5. De ingebouwde aminozuren zijn: MET - SER - LYS
6. Het proces waarbij het mRNA-molecuul wordt afgelezen heet: Translatie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Genexpressie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat uit)
Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat aan)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Link

This item has no instructions

Genexpressie in eukaryoten
Thema 4 DNA BS. 5

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

*tijdens de embryonale ontwikkeling: celdifferentiatie
*in volwassenen: alleen maken wat nodig is per specifieke cel
 op verschillende punten kan de aanmaak van eiwitten gestopt                                       worden
    
genregulatie bij eukaryoten

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

celdifferentiatie

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stamcellen
Uni-/ multipotente stamcellen
beperkt aantal opties. gelimiteerd door het weefsel waar de cel in ligt.


Pluripotente stamcellen
Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype van het organisme .



Omni-/ totipotente stamcellen
Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype, ook tot cellen die niet bij het embryo horen (bijv. placenta).

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Celdifferentiatie
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende genen tot expressie komen en dus verschillende eiwitten worden gemaakt.
Bij de mens ongeveer 220 celtypen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Telomerase
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt
  • Komt tot expressie in stamcellen, maar ook in bijv. kankercellen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Apoptose
Apoptose is de geprogrammeerde zelfdoding van een cel.

Dit heeft een belangrijke functie tijdens de embryonale ontwikkeling en bij het voorkomen van bijv. kanker.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie in volwassen organismen
Belangrijk om RNA-transcriptie te reguleren.

Activator: binden aan enhancers. Bij binding, buigt het DNA en kunnen transcriptiefactoren en DNA-polymerase binden.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Methylering en acetylering histonen





Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Methylering en acetylering histonen





Acetylering (toevoeging van een -COCH3 groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Methylering DNA




Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van meestal de Cytosine-base bij de promotor (aanhechtingsplaats van RNA polymerase) voorkomt de transcriptie

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Epigenetica
  • DNA-methylering vermindert genexpressie 
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht
  • ook histonwinding heeft invloed op genexpressie

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

RNAi
  • Streng niet-coderend miRNA (= micro RNA) complementair aan doel-mRNA
  • Binding aan eiwitcomplex
  • Binding aan doelDNA
  • Voorkomt translatie
  • vorm van RNA-interferentie (RNAi)

Slide 20 - Slide

microRNA bindt aan een eiwitcomplex en zorgt ervoor dat het mRNA niet kan worden afgelezen. 
Het aan- en uitzetten van een gen noemen we
A
genexpressie
B
genregulatie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een gen aan staat, kan door transcriptie RNA ontstaan en door translatie een eiwit
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is het voor E. coli (prokaryoot) gunstig om deze enzymen niet altijd te maken?
A
Als er te veel zijn is het giftig
B
Zonder lactose zijn ze niet nodig
C
De omgeving maakt deze enzymen ook

Slide 23 - Quiz

De enzymen voor de afbraak van lactose worden alleen gemaakt als er lactose als voedingsstof aanwezig is. Als de enzymen zouden worden afgeschreven terwijl er geen lactose aanwezig is, kost dit kostbare bouwstoffen (RNA, aminozuren), terwijl het enzym niks te doen heeft. Het kost dan dus bouwstenen en energie om het enzym te maken, maar de cel krijgt er niks voor terug.
Wat is de situatie?
A
Veel lactose, repressor inactief
B
Veel lactose, repressor actief
C
Weinig lactose, repressor inactief
D
Weinig lactose, repressor actief

Slide 24 - Quiz

Er is veel lactose en de repressor is inactief. Dit kan je zien aan het feit dat de structuurgenen worden afgelezen. De structuurgenen worden alleen afgelezen als de repressor inactief is, en de repressor is alleen inactief als er veel lactose is. 
Wat is een mogelijke functie van een regulatorgen bij prokaryoten?
A
Het codeert voor een stof die RNA-polymerase blokkeert
B
Het codeert niet voor een stof maar bindt transcriptie factoren
C
Het leidt RNA-polymerase naar promotor
D
Het codeert voor stofwisselingsenzymen

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vaak kan een stamcel zich delen?
A
maximaal 1 keer
B
een beperkt aantal keer
C
oneindig vaak

Slide 26 - Quiz

In stamcellen is telomerase actief. de telomeren worden dus bij elke deling verlengd, waardoor de cel kan blijven delen. 
Wanneer een gen aan staat, kan door transcriptie RNA ontstaan en door translatie een eiwit
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je transcriptiefactoren die leiden tot meer genexpressie?
A
enhancer
B
repressor
C
activator

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Zet de stappen van genexpressie in de juiste volgorde
Stap 1
Stap 3
Stap 2
Stap 4
Naam van proces stap 1 naar stap 2
Naam van proces stap 2 naar stap 3
RNA
Eiwit
DNA
Aminozuren
Transcriptie
Translatie

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Aan de slag
29 t/m 36
timer
5:00

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions