H2 Geld en Sparen

Welkom...

bij de economieles!
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Welkom...

bij de economieles!

Slide 1 - Slide

Programma voor deze les:
- Lesdoel
-  Wat weet je al?
-  Uitleg
- Zelfstandig aan het werk
-Huiswerk

Slide 2 - Slide

Het lesdoel
Aan het einde van deze les weet je 
- Het verschil tussen chartaal en giraal geld
- Welke drie geldfuncties van geld er zijn
- Wat sparen is en wat de spaarmotieven zijn
- wat het verschil is tussen debet- en credit saldo. 

Slide 3 - Slide

Wat weet je al van het lesdoel?
In paragraaf 1 en 2 hebben we het gehad over:
- chartaal en giraal geld
- de drie functies van geld
- Sparen
- Spaarmotieven


Slide 4 - Slide

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Koopruil
D
Inflatie

Slide 5 - Quiz

Als ik contant geld pin
bij een
geldautomaat dan
A
Stijgt chartaal geld
B
Stijgt giraal geld
C
Stijgt chartaal geld en daalt giraal geld
D
Stijgt giraal geld en daalt chartaal geld

Slide 6 - Quiz

Als ik betaal voor mijn boodschappen per pin dan:
A
Daalt chartaal geld
B
Daalt giraal geld
C
Daalt chartaal geld en stijg giraal geld
D
Daalt giraal geld en stijgt chartaal geld

Slide 7 - Quiz

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 8 - Quiz

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 9 - Quiz

Spaarmotieven
sparen voor een doel
sparen uit voorzorg
sparen voor de rente

Slide 10 - Slide

Sparen voor rente
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg

Slide 11 - Drag question

Je kunt ....................... ........... als je niet al je geld uitgeeft, maar een deel ervan bewaart voor later. Je kunt sparen voor een .......................... , uit................................. of voor de ................................
De rente is de vergoeding die je van de bank krijgt als je spaart. Rente over spaargeld wordt berekend in procent per jaar. 
doel
sparen
voorzorg
rente 

Slide 12 - Drag question

Het spaarmotief 'sparen voor de rente' wordt tegenwoordig niet meer zo vaak gebruikt als spaarmotief. Hoe kan dat?

Slide 13 - Open question

Creditsaldo
  • In de plus
  • Positief saldo
Debetsaldo
  • 'In de min'
  • Negatief saldo
  • Rood staan


Slide 14 - Slide

Je hebt op je bankrekening € 45. Je ontvang loon van € 30 en moet € 80 betalen. Hoeveel heb je op je bankrekening staan?
A
€ 5
B
- € 5
C
€ 50
D
- € 50

Slide 15 - Quiz

Was het antwoord van de vorige vraag een debet of credit saldo?
A
Debet
B
Credit

Slide 16 - Quiz

Wat leren we vandaag en waarom leren we dat?
"Aan het einde van deze les weet je wat de voor en nadelen zijn van sparen en waarom mensen sparen."

Het is belangrijk om te weten wat voor jou belangrijke keuzes zijn op het gebied van sparen en geld uitgeven.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Noem een voordeel van een spaarrekening bij de bank in vergelijking met sparen in een spaarpot.

Slide 19 - Open question

Je hebt € 375,00 op de spaarrekening staan. De rente is 1,6% per jaar. Hoeveel rente krijg je het eerste jaar? Laat de berekening zien.

Slide 20 - Open question

Rol van de bank

Slide 21 - Slide

De bank geeft jou geld voor jouw spaargeld. Hoe kan de bank toch geld verdienen aan jouw spaargeld?

Slide 22 - Open question

Hoeveel procent btw betalen we voor de volgende producten?
21%
21%
9%
9%

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Video

Inflatie

Slide 25 - Slide

Variabel vs vast
  • Variabele rente  
  • de bank kan het rentepercentage veranderen
  • Vaste rente (spaardeposito)
  • het rentepercentage blijft  de hele periode hetzelfde
  • Je zet het geld voor een afgesproken tijd op een rekening (je kunt het er niet zo maar vanaf halen!)

Slide 26 - Slide

Enkelvoudige rente

Rentebedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren

Totale bedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren + spaartegoed


Voorbeeld:

Roberto heeft €200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


1% = 0,01

3% = 0,03

Rente na 1 jaar        → €200 x 0,03 x 1

Rente na 2 jaar       → €200 x 0,03 x 2

Rente na 1 maand → €200 x 0,03 x 1 : 12

Slide 27 - Slide

Enkelvoudige rente

Rentebedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren

Totale bedrag = spaartegoed x rentepercentage x jaren + spaartegoed


Voorbeeld:

Roberto heeft €200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


1% = 0,01

3% = 0,03

Rente na 1 jaar        → €200 x 0,03 x 1

Rente na 2 jaar       → €200 x 0,03 x 2

Rente na 1 maand → €200 x 0,03 x 1 : 12

Slide 28 - Slide

Samengestelde rente


Rentebedrag = spaartegoed x (1 + rentepercentage:100) ^ jaren - spaartegoed


Totale bedrag = spaartegoed x (1 + rentepercentage:100) ^ jaren


1+ (rentepercentage:100) = groeifactor

Slide 29 - Slide

Voorbeeldsom: samengestelde rente
Er staat €500 op de spaarrekening, tegen 4% rente

  • rente 1e jaar → €500 x (1,04)^1   = €520,00
  • rente 2e jaar → €500 x (1,04)^2 = €540,80 (€540,00)
  • rente 3e jaar → €500 x (1,04)^3 = €562,43 (€560,00)
  • etc. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Bereken de enkelvoudige rente na 1 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€50,00
B
€60,00
C
€30,00
D
€20,00

Slide 32 - Quiz

Zelfstandig aan het werk:
Je gaat nu aan het werk met: paragraaf 3.2
Dit is huiswerk voor de volgende les.

Slide 33 - Slide

Paragraaf 3.2 afmaken

Huiswerk??

Slide 34 - Slide

Ik weet het verschil tussen giraal en chartaal geld

😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan de drie functies van geld benoemen

😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll


Ik kan de drie spaarmotieven benoemen

😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Ik weet het verschil tussen debet en credit saldo
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Slide 39 - Video