spelling Kijker 7 Les 5: bijvoeglijk naamwoord met een achtervoegsel

1 / 10
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden met een achtervoegsel

verloop van deze les
- uitleg achtervoegsel en bijvoeglijk naamwoord
- filmpje bijvoeglijk naamwoord
- werkboek spelling oplossen
- werkboek spelling verbeteren
- hulp van de juf
- foto als bewijs

Slide 2 - Slide

uitleg achtervoegsel
even herhalen:
achtervoegsel = je kleeft een achtervoegsel aan een woord en dan krijg je een nieuw woord

bv: 
gevaar + achtervoegsel 'lijk'          => gevaarlijk (= nieuw woord)
brand + achtervoegsel 'baar'        => brandbaar (=nieuw woord)
stof + achtervoegsel 'ig'                  => stoffig (=nieuw woord)

Let op: denk aan je kattenregel en berenregel bij het schrijven van het nieuwe woord
bv:   stof +ig =stoffig
Je zegt luidop het woord 'stofig' en je hakt het woord  in stukken
sto     fig  -> open lettergreep -> korte klank -> kattenregel => stoffig

Slide 3 - Slide

uitleg bijvoeglijk naamwoord
even herhalen
bijvoeglijk naamwoord =woord dat iets meer zegt over een zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord = persoon, dier, plant of voorwerp + je kan er steeds een lidwoord voor plaatsen

bv: lieve kat, groene muts, grappig kind
lieve zegt iets meer over kat => lieve = bijvoeglijk naamwoord
groen zegt iets meer over muts => groene = bijvoeglijk naamwoord
grappig zegt iets meer over kind => grappig = bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

      Wat heb je nodig?
- boek van spelling Kijker 7 Les 5 p.5
- katten- en berenschema
- indien nodig: Loepje p.7

Slide 6 - Slide

1. Los oefening 8 en 9 op in je boek van spelling Kijker 7 Les 5 p.5
      -> gebruik hiervoor de slides van deze les   
      -> gebruik hiervoor je katten- en berenschema
     -> gebruik hiervoor indien nodig: Loepje p.7

2. Verbeter oefening 8 en 9 met de verbetersleutel
in het groen

3. Schrijf de foute woorden één keer over in het gele kadertje

bijvoorbeeld: hanndig was fout dan doorstreep je dat met groen en schrijf je het woord handig (nu juist geschreven) 1 keer in het gele kadertje

Slide 7 - Slide

hulp van de juf bij oefening 8 en 9
oefening 8:
1. Kleef het achtervoegsel aan het woord 
2. Zeg het nieuwe woord luidop
3. Hak het nieuwe woord in stukken door te klappen
     han   dig
     ang   stig
     sto     fig
     ko      pig
4. Pas het katten- en berenschema toe

Slide 8 - Slide

hulp van de juf bij oefening 8 en 9
oefening 9:
1. Kleef het juiste achtervoegsel  aan het woord 
2. Zeg het nieuwe woord luidop
3. Hak het nieuwe woord in stukken door te klappen

     kos      te   lijk
     sma    ke   lijk

Let op: 
- de doffe e is geen korte klank of lange klank maar wel een andere klank dus schrijven zoals je het hoort
- sma = open lettergreep -> lange klank -> berenregel

4. Pas het katten- en berenschema toe

Slide 9 - Slide

plaats hier een foto van je werkblaadje (ingevuld + verbeterd)

Slide 10 - Open question