2 havo herhalingsles

Herhalingsles
Week 4 t/m 7
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles
Week 4 t/m 7

Slide 1 - Slide

Van klein naar groot

Slide 2 - Slide

Schrijf op van klein naar groot...
A
Organisme, cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
B
orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels, organisme

Slide 3 - Quiz

Organismen

Slide 4 - Slide

Orgaanstelsels

Slide 5 - Slide

Wat is de functie van het verteringsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken

Slide 6 - Quiz

Het verteringsstelsel

Slide 7 - Slide

Wat is de functie van het ademhalingsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken

Slide 8 - Quiz

De organen - Wie kan ze benoemen?

Slide 9 - Slide

Soorten cellen
Overeenkomsten:

Alle cellen hebben een celmembraan en cytoplasma.
Verschillen:
Alleen een plantencel heeft bladgroenkorrels
Alleen de bacteriecel heeft geen celkern
Alleen de dierlijke cel heeft geen celwand




Slide 10 - Slide

Een dierlijke cel heeft alleen een celmembraan, celkern en cytoplasma.
Een plantencel heeft ook nog een celwand, bladgroenkorrels en een vacuole.

Slide 11 - Slide

Een robot is een programmeerbaar, automatisch werkend apparaat, dat voor verschillende taken inzetbaar is. 

Een apparaat dat je niet kunt programmeren (iets nieuws kunt laten doen) is geen robot, maar gewoon een apparaat. 
Wat is een robot?

Slide 12 - Slide

Uit welke 5 onderdelen bestaat een robot?

Slide 13 - Open question

Bloedvatenstelsel: Zuurstof arm (blauw) van organen -> hart
                             Zuurstof rijk van hart (rood)  -> organen

Slide 14 - Slide

Hoe heet onderdeel 6?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer

Slide 15 - Quiz

Hoe heet onderdeel 3?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er als de schakelaar dicht gaat?
A
Alle lampjes branden niet
B
Alle lampjes branden wel
C
Alleen de linker/rechter lamp zal branden
D
Alleen het middelste lampje brand

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met de lampjes als het middelste lampje kapot is.
A
Alle lampjes branden niet meer
B
Ik heb geen idee....
C
De linker en rechter lamp zullen nog wel branden
D
Alleen de linker lamp zal branden

Slide 18 - Quiz

Het hart is te vergelijken met de batterij, de lampjes met de organen en de draden met de bloedvaten.

Slide 19 - Slide

3. Een automatisch systeem heeft drie stappen. Noteer de stappen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
Proces
Output
Input

Slide 20 - Drag question

5. Vul de juiste woorden in. 

Geluidssensor
Lichtsensor
Temperatuursensor
Vloeistofsensor

Slide 21 - Drag question

6. Hoe werkt een koortsthermometer? Maak de zin af.
In de thermometer zit een...
A
Bewegingssensor
B
Temperatuursensor

Slide 22 - Quiz

Bij een reflex gaat de impuls via het ruggenmerg direct naar de spier, dus niet eerst langs de hersenen.

Slide 23 - Slide

Insuline
Glucagon
Glucose-gehalte stijgt
Glucose-gehalte daalt

Slide 24 - Drag question

In de longblaasjes worden gassen uitgewisseld tussen de lucht en het bloed.


1 Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
2. Welk gas wordt in de longblaasjes afgegeven aan de lucht?

A
1. koolstofdioxide 2. zuurstof
B
1. zuurstof 2. koolstofdioxide
C
1 en 2 koolstofdioxide
D
1 en 2 zuurstof

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn vooraanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend.
Wat is de juiste stand van 1 en 2?
A
1. inademen, 2. uitademen
B
1. uitademen, 2. inademen

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn zijaanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend.
Wat is de juiste stand van 3 en 4?
A
3. uitademen, 4. inademen
B
3. inademen, 4. uitademen

Slide 27 - Quiz

6. Vul de onderstaande schema van de verbranding in de cellen in.
Energie
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water

Slide 28 - Drag question

Welke stoffen heb je nodig voor de verbranding in de auto motor?

Slide 29 - Open question

Wat voor soort stoffen komen er vrij bij de verbranding in de auto motor?

Slide 30 - Open question

Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
De brandstof verbrand en de zuiger wordt naar beneden gedrukt.
Uitlaatgassen worden uit de verbrandingsmotor naar buiten geperst.
De zuurstof en brandstof worden samengedrukt. Dit mengsel wordt ontstoken door een vonk van de Bougie. 
Zuurstof en brandstof worden aangezogen.

Slide 31 - Drag question

Aan de slag met de leerstof!!

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide