H6.1 Vergrotingsfactor

Statistiek
1 / 27
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Statistiek

Slide 1 - Slide

H6.2 Oppervlakte vergroten
  • De factor is 1,5

  • Oppervlakte origineel = 15 cm

  • Oppervlakte  vergroting = 1,5  x 15  = 33,75 cm
Oppervlakte vergroting =       vergrotingsfactor  x oppervlakte origineel
2
           2
2
2

Slide 2 - Slide

Programma
  1. Herhaling vergrotingsfactor berekenen
  2. Theorie verkleiningsfactor
  3. Zelf aan de slag
  4. Pauze
  5. Nakijken 6.1
  6. Theorie 6.2
  7. Zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

Hst 6 Vergroten en verkleinen
Gelijkvormigheid

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert wat een vergrotingsfactor is
  • Je leert wat een verkleiningsfactor is
  • Je leert hoe je kunt rekenen met een vergrotingsfactor

Slide 5 - Slide

Voorbeelden van vergroten en verkleinen
-mini's in supermarkt
- schaalmodellen auto's
- ?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is volgens jou een vergrotingsfactor?

Slide 8 - Mind map

§6.1 Vergrotingsfactor
Als je iets wilt vergroten wil dit zeggen dat je ALLE maten van een figuur vergroot.

Belangrijke begrippen:
Origineel (oud) en beeld (nieuw). 
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
AB = 2 cm (origineel)
A'B' = 3 cm (beeld)

vergrotingsfactor = 3 : 2 = 1,5 


Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 10 - Slide

Hoe bereken je de vergrotingsfactor?

Slide 11 - Open question

Wat is de vergrotingsfactor? +berekening

Slide 12 - Open question

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 
Het 1e plaatje is het origineel. 

4,5 : 3 = 1,5
De vergrotingsfactor is dus 1,5
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 13 - Slide

Maak opdracht 4 blz. 60 in je boek.
De vergrotingsfactor is:
A
2,5 : 4,5 = 0,56
B
4 : 2 = 2
C
4,5 : 2,5 = 1,8
D
3,7 : 6,7 = 0,56

Slide 14 - Quiz

Maak opdracht 7a op blz. 61
De vergrotingsfactor is:
A
1,5
B
0,67
C
0,7
D
2

Slide 15 - Quiz

Maak som 9 op blz. 62
De vergrotingsfactor is:
A
7 : 3 = 2,3
B
6,8 : 4,3 = 1,6
C
4,3 : 6,8 = 0,6
D
3 : 7 = 0,4

Slide 16 - Quiz

Zelf maken
Opdrachten: 4, 6, 7, 9, 10 en 13

Klaar binnen de tijd? Zet je naam op het
bord en laat het me zien:)
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Samen som 14 blz. 64

Slide 18 - Slide

Zelf som 15 blz. 64
Klaar binnen de tijd? Zet je naam op het
bord en laat het me zien:)
timer
4:00

Slide 19 - Slide

Verkleinen (= vergroten)
Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een origineel en een beeld.
Om de 'vergrotings'factor te bepalen gebruik je dezelfde formule: 
beeld : origineel

4 : 8 = 0,5
Je vergrotingsfactor = 0,5

Slide 20 - Slide

Verkleining
In de vorige opdracht was de uitkomst 0,5.
Dit is kleiner dan 1, dat betekent dus dat de figuur kleiner wordt, dat zie je ook in het beeld.

Dus...... een verkleining noem je een vergroting, omdat de vergrotingsfactor kleiner is dan 1.

Slide 21 - Slide

Bij een vergrotingsfactor 3 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 22 - Quiz

Bij een vergrotingsfactor 0,7 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 23 - Quiz

Bij een vergrotingsfactor 5,1 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 24 - Quiz

Bij een vergrotingsfactor 0,8 is het beeld ........... dan het origineel?
Vul in:
A
groter
B
kleiner

Slide 25 - Quiz

Zelf aan de slag 
 som (14, 15, ) 17, 18, 19, 21

Klaar binnen de tijd? Zet je naam op het
bord en laat het me zien:)
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Nakijken
Zet een krul bij een goed antwoord,
verbeter een fout antwoord.

Klaar? Laat het mij zien, daarna mag je pauze houden. 

Als de timer afgelopen is, is de pauze voorbij. 
timer
10:00

Slide 27 - Slide