LS3 week 40 martes

Leerdoelen week 40
Moverse por Madrid
  • Je kunt de weg wijzen en vertellen welke vervoersmiddelen je nodig hebt.
  • Het werkwoord ir
  • Gebruik muy en mucho
  • Voorzetsels a en en, de combinatie a met een lidwoord.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoelen week 40
Moverse por Madrid
  • Je kunt de weg wijzen en vertellen welke vervoersmiddelen je nodig hebt.
  • Het werkwoord ir
  • Gebruik muy en mucho
  • Voorzetsels a en en, de combinatie a met een lidwoord.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Tekstboek  blz 56
Moverse por Madrid
6b Madrid en metro
Lee el texto y marca los medios de transporte que se mencionan.
6c Onderstreep in de tekst van oefening b much/a/os/as en muy en vul het schema aan.
Wanneer gebruik je muy en wanneer mucho (zie instructie)?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het verschil tussen muy en mucho
Blz 142 van je tekstboek 10.1

Muy staat voor bijvoegelijke naamwoorden of bijwoorden
Als bijwoord is mucho (heel/veel/vaak)onveranderlijk en staat het bij werkwoorden of los
OJO: Als bijvoeglijk naamwoord is mucho veranderlijk en richt zich naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord.



Slide 3 - Slide

Muy = HEEL / Mucho = VEEL

Daarmee dek je de hele uitleg eigenlijk wel

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Het gebruik van muy/mucho
  • Muy (heel, erg) staat voor: - bijvoeglijke naamwoorden                                                                        - bijwoorden.
  • Mucho (heel, veel, vaak) is als bijwoord onveranderlijk en staat bij het werkwoord.
  • Mucho (veel, vele) is als bijvoeglijk naamwoord veranderlijk en richt zich in getal/geslacht naar het zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

ir

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

MP WB p. 56 
7 Vul de ontbrekende vormen van ir in.
yo                                     voy
tú                                      vas
él, ella, usted               va
nosotros                       vamos
vosotros                        vais
ellos, ellas, ustedes van






Slide 8 - Slide

This item has no instructions

MP TB p. 56
6d. ¿Vas mucho en transporte público? ¿Por qué (no)?

Yo voy mucho en autobús porque es rápido y barato

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Werkboek blz 56
Moverse por Madrid
Oefening 8
Oefening 9




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Werkboek blz 56
Moverse por Madrid
6 Sonidos de la ciudad.
Luister naar de geluiden en schrijf in het Spaans op welke vervoersmiddelen je hoort.




Slide 11 - Slide

This item has no instructions