Les 3 A2



Hoe gaat het met je?
 Check in
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Les 3
1.  Check in + huiswerk bespreken + herhaling woorden
2. Spreekoefening  Cultuur Nederland
3.  scheidbare werkwoorden
4.  grammatica hij, het, ze  
4. Nieuwe woorden + oefening
5. Klanken - sch klank
6. Spreekwoorden
huiswerk: oefening tijden  + leestekst -> volgende les grammatica tijden presentatie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

leerdoelen
✅ Je kunt spreken over dilemma’s en cultuur en je mening geven.
✅ Je herhaalt en gebruikt scheidbare werkwoorden correct in zinnen.
✅ Je begrijpt en gebruikt de grammatica van ‘hij’, ‘het’ en ‘ze’ op de juiste manier.
✅ Je breidt je woordenschat uit met nieuwe B1-woorden en past ze toe in een oefening.
✅ Je oefent met de uitspraak van de -schr klank.
✅ Je leert en gebruikt Nederlandse spreekwoorden in context.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Maak goede zinnen met de woorden.
1. schoonmaken - keuken
2. ophangen- was
3 innemen- de pillen
4. doorgeven- het bericht
5. opsturen - de brief
6. aanhebben - laarzen
7. uitnodigen- de buren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Klanken

-ng en -nk 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vul in en zet in verleden tijd
1. Mijn opa krijgt vandaag __________ van zijn kleinkinderen.
2. We gaan dit weekend __________ in de stad. Ik wil nieuwe schoenen kopen.
3. Anna moet volgende maand __________ naar een ander huis.
4. Ik vind het __________ om gezond te eten.
5. In de __________ maak ik eten voor mijn familie.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Link

This item has no instructions

Cultuur
1. Kan je wat vertellen over jouw cultuur?
2. Eten, drinken, leuke bezienswaardigheden.
3. politieke situatie
4. Wat vind je goed aan jouw land en wat minder goed?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Spreekoefening

Welke culturele verschillen tussen Nederland en jouw land vind je interessant of opvallend?

Als je een jaar in een ander land mocht wonen, welk land zou je kiezen en waarom?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Spreekoefening Cultuur
Lees een zin voor.
Klopt dit voor jouw cultuur? Leg uit waarom (niet).
 1. Mensen vieren vaak feest.
 2. Waar ik vandaan kom, zijn mensen meestal buiten.
 3. Kleine kinderen moeten helpen geld te verdienen.
 4. Geloof speelt een belangrijke rol in het leven.
 5. In mijn cultuur zijn mannen even belangrijk als vrouwen.
 6. Werknemers mogen hun mening geven aan hun baas.
 7. Iedereen mag trouwen met wie hij of zij wil.
 8. Mensen zijn trots op hun land.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Link

This item has no instructions

Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Zij ....... haar kamer vanavond ......
(opruimen)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Ik ....... mijn vriend ......
(ophalen)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Zij ....... hun huis morgen ......
(schoonmaken)

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Kies uit hem-het-ze

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Woorden met -ch en -sch
Maar...
hoor je  [s +  g] ?

Dan schrijf je sch
Je hoort [g] 
lachen.

Slide 24 - Slide

antwoorden 2.12
oef 84
Bedenk een rijmwoord met -sch erin
edel
raken 
slim
kade
tikken
uw


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe woorden
Dans – Bewegingen op muziek, vaak als kunst of traditie.
Theater – Een plek waar mensen optreden, bijvoorbeeld met toneel.
Feest – Een speciale dag of moment van vieren.
Traditie – Iets wat mensen altijd op dezelfde manier doen, vaak elk jaar.
Kunst – Creatieve dingen zoals schilderijen, beelden of muziek.
Erfgoed – Belangrijke dingen uit het verleden van een land of volk.
Schilderij – Een kunstwerk gemaakt met verf, vaak op doek.
Beeldhouwwerk – Een kunstwerk dat is gemaakt van steen, hout of ander materiaal.
Ritueel – Een vaste manier van doen, vaak met een speciale betekenis.
Festival – Een groot cultureel feest, vaak met muziek, dans of eten.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

dictee
In het theater spelen kinderen een mooi toneelstuk.
Elk jaar vieren we een oud feest met muziek en dans.
Het schilderij in het museum is meer dan honderd jaar oud.
Tijdens het festival kun je genieten van eten, kunst en optredens.
Het erfgoed van een land vertelt veel over zijn geschiedenis.


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

vul in
  1. Mijn oma leert me een oude _________ die al jaren in onze familie bestaat.
  2. Op het plein staat een groot _________ van een beroemde kunstenaar.
  3. Kinderen deden een mooie _________ op het podium.
  4. In het museum kun je veel moderne _________ bekijken.
  5. We hebben een groot _________ met muziek en taart georganiseerd.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Spreekwoorden
De appel valt niet ver van de boom.

Wie A zegt, moet ook B zeggen.

Een kat in de zak kopen.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

leerdoelen
✅ Je kunt spreken over dilemma’s en cultuur en je mening geven.
✅ Je herhaalt en gebruikt scheidbare werkwoorden correct in zinnen.
✅ Je begrijpt en gebruikt de grammatica van ‘hij’, ‘het’ en ‘ze’ op de juiste manier.
✅ Je breidt je woordenschat uit met nieuwe B1-woorden en past ze toe in een oefening.
✅ Je oefent met de uitspraak van de -schr klank.
✅ Je leert en gebruikt Nederlandse spreekwoorden in context.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Link

This item has no instructions