Spelling H5 + uitleg Spelling H6

Programma
1) Uitleg boekopdracht: inleveren filmpje dinsdag 26 mei!

2) Huiswerk online gemaakt?
3) bespreken lastige gevallen huiswerk (opdracht 1 t/m 4 van Spelling H5 online)
4) Uitleg H6 Spelling: aan elkaar of los?
5) Huiswerk
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
1) Uitleg boekopdracht: inleveren filmpje dinsdag 26 mei!

2) Huiswerk online gemaakt?
3) bespreken lastige gevallen huiswerk (opdracht 1 t/m 4 van Spelling H5 online)
4) Uitleg H6 Spelling: aan elkaar of los?
5) Huiswerk

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je kunt hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.
Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welke vraag/opdracht over de spelling van hoofdletters en aanhalingstekens vond je moeilijk?
(Spelling H5)

Slide 5 - Open question

'Welke Romein is door een python gedood?', vroeg de juf van de Marnixschool.

Er staat een fout in deze zin, omdat...

A
'python' met een hoofdletter moet.
B
er hier geen komma hoort na het citaat.

Slide 6 - Quiz

'Als je niet vaker hardop oefent Johan de Corte,' zei de leraar Engels, 'wordt dat steenkolenengels van jou echt niet beter.'
Er staat een fout in deze zin, omdat ....
A
de komma achter 'Corte' na de aanhalingsteken moet.
B
'steenkolenengels' met een hoofdletter moet.
C
er voor 'Johan' een komma moet.
D
'Engels' met een kleine letter moet.

Slide 7 - Quiz

Een citaat eindigt met vraagteken, uitroepteken, komma OF punt.
'Wat vind jij?' vroeg Jan.
'Stop daarmee!' riepen zij.
'Ik ga niet mee' , zei Loes. Let op: de komma staat achter het leesteken, want het citaat is afgelopen, maar de zin nog niet.

'Vind jij,' vroeg Jan, 'dat ik het moet doen?'  (Vind jij dat ik het moet doen?)
'Stop daarmee,' riepen zij, 'en ga nu naar huis!' (Stop daarmee en ga nu naar huis!)
'Ik ga niet mee, ' zei Loes, 'en ik ga morgen ook niet.'  (Ik ga niet mee en ik ga morgen ook niet.)
Hier staat de komma voor het leesteken, want het citaat is nog niet afgelopen. Aan het eind van de zin komt een punt.

Slide 8 - Slide

dominee s. van der zee-de wilde

Dit schrijf je zo:
A
Dominee S. van der Zee-de Wilde
B
Dominee s. van der Zee-de Wilde
C
dominee S. van der Zee-de Wilde
D
dominee S. Van der Zee-De Wilde

Slide 9 - Quiz

Hoofdletters in namen
De eerste letter van een naam schrijf je altijd met een hoofdletter, zodat je ziet dat hier een naam begint. De achternaam en voorletter(s) schrijf je altijd met een hoofdletter. 

meneer S. de Vries (de naam begint met de S)
meneer S.J. de Vries
meneer De Vries (hier begint de naam met het tussenvoegsel)
mevrouw Van der Veer-de Jong
mevrouw Dekkers

Slide 10 - Slide

Theorie spelling H6: aan elkaar of los?
Een samenstelling is een combinatie van woorden die samen een nieuw woord vormen. 
keuken + kast = keukenkast,
courgette + soep = courgettesoep
dorp + plein = dorpsplein
politie + uniform = politie-uniform
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven (waarbij je soms een koppelteken of tussenletter moet toevoegen, zoals een 'e', '(e)n) of 's'.)

Samenstellingen hebben 1 klemtoon.
Keúken + kást = keúkenkast en niet keúkenkást. Probeer het zelf maar eens met courgettesoep!

Slide 11 - Slide

Deze woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstelling van drie woorden of minder (lagelonenlanden)
  • er, hier, daar, waar + voorzetsel (erna, hierdoor, daarvoor, waarmee)
  • getallen met honderd en duizend (zesduizend, maar niet met miljoen: drie miljoen)
  • vaak voorkomende samengestelde werkwoorden (kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten, maar fluit spelen, thee inschenken)
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord  als tweede deel (dichtbevolkt, hooggelegen)
  • twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief (Thuiskomen/opendoen: Toen zij thuiskwam, heb ik de deur opengedaan).

Slide 12 - Slide

Wat is het verschil tussen een lange afstandsloper of een langeafstandsloper?

Slide 13 - Open question

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

hier bij

A
hier bij
B
hierbij

Slide 14 - Quiz

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

linker dij been breuk

A
linker dijbeen breuk
B
linkerdijbeen breuk
C
linker dijbeenbreuk
D
linkerdijbeenbreuk

Slide 15 - Quiz

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

lange termijn strategie

A
lange termijn strategie
B
lange termijnstrategie
C
langetermijn strategie
D
langetermijnstrategie

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
Zijn er nog vragen?
Maak de startopdracht + opdracht 1 t/m 3 van Spelling H6 online: ga via Magister naar de leermiddelen> Nieuw Nederlands!
Bekijk ook het filmpje over de theorie.

Slide 17 - Slide