3.2 Wie is de baas?

• Economie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

3.2 Wie is de baas?

Hoofdstuk 3 Aan het werk?

Wat weten we nog/al?

Wat is een vacature?

1. Een sollicitatie voor een baan
2. Een baan waarvoor iemand wordt gezocht
3. Een uitbreiding van een bedrijf
4. Een bedrijf dat veel werk heeft

Wat heb je nodig voor geschoold werk?

1. Geen specifieke opleiding
2. Beroepsopleiding of cursus
3. Hobby-ervaring
4. Ongeschoolde vaardigheden

Wat is het doel van arbeidsverdeling?

1. Het vergroten van het aantal werknemers
2. Het verhogen van de salarissen
3. Het verbeteren van efficiëntie en productiviteit
4. Het verminderen van de werktijden

Hoeveel uur per week werk je bij een deeltijdbaan?

1. 50 uur
2. 30 uur
3. 40 uur
4. Minder dan 36 uur

Begrippen paragraaf 3.1 

• Vacature
• Solliciteren
• Arbeidsmarkt
• Scholing
• Arbeidsverdeling
• Voltijdbaan
• Deeltijdbaan

Leerdoelen 3.2

• Je weet wat het verschil is tussen een werkgever en een werknemer.
• Je weet wat een arbeidsovereenkomst is.
• Je weet hoelang een proeftijd mag duren.
• Je kunt het verschil tussen een vaste baan en een tijdelijke baan uitleggen.
• Je weet wat een flexibele baan is.

Werken voor een baas

• Als je voor een baas gaat werken ben je een werknemer.
• Je doet betaald werk in dienst van een baas.
• Je baas is de werkgever. Hij heeft één of meer personen in dienst aan wie hij loon betaalt.

Wat doet een werknemer voor zijn baas?

1. Hij betaalt loon aan zijn baas
2. Hij voert taken uit en ontvangt hiervoor loon
3. Hij bepaalt zijn eigen werktijden
4. Hij geeft opdrachten aan zijn baas

Wat doet een werkgever voor zijn werknemers?

1. Hij zorgt voor de klanten
2. Hij betaalt loon
3. Hij geeft advies
4. Hij werkt mee

Afspraken

• Als je iets met elkaar afspreekt, heb je een overeenkomst.
• Als je ergens gaat werken, sluit je een arbeidsovereenkomst.
• In je arbeidsovereenkomst staat wat voor werk je doet en wat je arbeidsvoorwaarden zijn.
• Zoals loon, uren en vakantiedagen.
• Vaak spreek je eerst een proeftijd af. Tijdens de proeftijd bekijken zowel de werkgever als de werknemer of het bevalt.

Wat zijn voorbeelden van arbeidsvoorwaarden?

1. Huisvesting, kleding en telefoon.
2. Auto, laptop en reiskostenvergoeding.
3. Loon, uren en vakantiedagen.
4. Fitnessabonnement, cadeaubonnen en pensioenregeling.

Vaste of tijdelijke baan

• De meeste mensen hebben een vaste baan. Je hebt dan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
• Met een tijdelijke baan werk je voor een bepaalde tijd.
• Je kunt ook een flexibele baan hebben. Dan werk je alleen op momenten dat je nodig bent. 
• Dit kan via een uitzendbureau of met een oproepcontract.

Wat is een tijdelijke baan?

1. Werken voor onbepaalde tijd.
2. Werken via een uitzendbureau.
3. Werken op momenten dat je nodig bent.
4. Werken voor een bepaalde tijd.

Begrippen paragraaf 3.2

• Werknemer
• Werkgever
• Arbeidsovereenkomst
• Proeftijd
• Vaste baan
• Tijdelijke baan

Je kunt nu

• Je weet wat het verschil is tussen een werkgever en een werknemer.
• Je weet wat een arbeidsovereenkomst is.
• Je weet hoelang een proeftijd mag duren.
• Je kunt het verschil tussen een vaste baan en een tijdelijke baan uitleggen.
• Je weet wat een flexibele baan is.

Aan het werk!

Maken opdrachten: 3.2: 19, 21, 23, 26, 27, 30, 31 en 32

Maken Rekenopdrachten: 14, 15, 16 en 17

Klaar?

Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.

Klaar?  Werk laten zien aan docent.

Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 3.2

Veel goed? -> Maken plusopdrachten 3.2