taalles woordenschat divers

Taalles 18-3-2020
Woordenschat
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalles 18-3-2020
Woordenschat

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Woorden herhalen die je al veel in de klas hebt geoefend

Slide 2 - Slide

Wat ga je doen?
Allemaal oefeningen door elkaar:
schrijven, lezen, zinnen maken, oefenen met woorden.

Slide 3 - Slide

Wat is niet goed geschreven?
A
de arm
B
het peen
C
het hoofd
D
de voet

Slide 4 - Quiz

Maak een zin met "morgen".

Slide 5 - Open question

Schrijf alle dagen van de week op

Slide 6 - Open question

Wat is fout geschreven?
A
het hius
B
de deur
C
boven
D
het raam

Slide 7 - Quiz

Maak een zin met het woord "pijn"

Slide 8 - Open question

Schrijf woorden op
die horen bij "School"

Slide 9 - Mind map

Wat kun je tegen iemand zeggen als die binnen komt of als die weg gaat? Schrijf 5 woorden op.

Slide 10 - Open question

Schrijf woorden die beginnen
met de r (raam, ...)

Slide 11 - Mind map

Wat kun je aan iemand vragen als je nieuw bent?

Slide 12 - Open question

Schrijf woorden die beginnen
met de d (doek, ...)

Slide 13 - Mind map

Schrijf woorden met in het
midden een i (kip, ...)

Slide 14 - Mind map

Waar staat het woord NIET goed geschreven?
A
de juf
B
het potloot
C
de meester
D
de pen

Slide 15 - Quiz

Waar staat het woord NIET goed geschreven?
A
de schar
B
de agenda
C
de gum
D
het bord

Slide 16 - Quiz

Schrijf woorden die beginnen
met de k (kar, ...)

Slide 17 - Mind map

Waar staat het woord NIET goed geschreven?
A
de map
B
de puntensliper
C
de tafel
D
de stoel

Slide 18 - Quiz

Waar staat het woord NIET goed geschreven?
A
het boek
B
de schooltas
C
de lineaal
D
het potlood

Slide 19 - Quiz

Kijk naar het plaatje, schrijf op wat je ziet.

Slide 20 - Open question

Waar staat het woord NIET goed geschreven?
A
de stift
B
de prullenbak
C
de sluetel
D
de klok

Slide 21 - Quiz

Maak een zin met "vriend" of "vriendin"

Slide 22 - Open question

adres
achternaam
datum
geboortedatum
postcode
woonplaats
straat
telefoonnummer
Lijsterbes 39, 5533 KL, Best
Hofman
9-4-2019
3422 BK
08-09-2001
Rotterdam
Parkweg 12
0799-342999

Slide 23 - Drag question

Maak een zin met "meneer" of "mevrouw"

Slide 24 - Open question

Welk woord is fout geschreven?
A
peer
B
banan
C
appel
D
meloen

Slide 25 - Quiz

Welk woord is fout geschreven?
A
computer
B
leerling
C
meister
D
agenda

Slide 26 - Quiz

Waar denk je aan
bij het woord "familie"?

Slide 27 - Mind map

Wie is jouw familie? Schrijf kort op wie jouw familie is.

Slide 28 - Open question

Schrijf 10 woorden op bij dit plaatje.
Uitleg
Vind je 10 woorden makkelijk? Schrijf er dan 20:)

Slide 29 - Open question

0

Slide 30 - Video

4

Slide 31 - Video

00:12
Waar moet ze naar toe?
A
naar huis
B
naar school
C
naar de winkel
D
naar niets

Slide 32 - Quiz

00:39
Waar heeft ze pijn? Schrijf het op.

Slide 33 - Open question

01:21
Wat is het probleem?
A
hij heeft pijn aan zijn buik
B
hij heeft pijn aan zijn hoofd
C
hij heeft pijn met adem halen
D
hij heeft pijn aan zijn keel

Slide 34 - Quiz

01:35
Waar heeft hij pijn? Schrijf het op.

Slide 35 - Open question

Wat hoort er niet bij?
A
de zon
B
de regen
C
de jas
D
de wind

Slide 36 - Quiz

wat hoort er niet bij?
A
de sneeuw
B
de mond
C
de bliksem
D
de donder

Slide 37 - Quiz

wat hoort er niet bij?
A
de zon schijnt
B
het sneeuwt
C
het is koud buiten
D
ik ben op school

Slide 38 - Quiz

wat is het goede antwoord?
A
hij loop
B
hij loopt
C
hij lopen
D
hij loopen

Slide 39 - Quiz

wat is het goede antwoord?
A
ik schrijv
B
ik schrijft
C
ik schrijf
D
ik schrijven

Slide 40 - Quiz

wat is het goede antwoord?
A
wij knippen
B
wij knip
C
wij knipt
D
wij knipen

Slide 41 - Quiz

welke is fout?
A
hij pakt
B
hij zitt
C
hij loopt
D
hij knipt

Slide 42 - Quiz

welke is fout?
A
zij leezt
B
zij rent
C
zij maakt
D
zij pakt

Slide 43 - Quiz

waar is de hond?

Slide 44 - Open question

Einde van de les.
Ik vond de les:
A
Moeilijk en niet leuk
B
Moeilijk en wel leuk
C
Makkelijk en niet leuk
D
Makkelijk en wel leuk

Slide 45 - Quiz