M7 Economische groei H1, deel 2

H1 Macro-economische kengetallen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

H1 Macro-economische kengetallen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt op drie manieren het BBP berekenen.
  • Je kunt de economie van een land toelichten aan de hand van 'de economische kringloop'.

Slide 2 - Slide

Programma



Huiswerk opgave 6 par 1.1
Uitleg Economische kringloop
Opgaven maken
Afsluiting: wat heb je geleerd?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Bakker december
Inkopen meel etc. 1000, Afschrijving oven 200, Personeel 1500
Winst 1800, Verkopen 4500
BTW: 4500 - 1000 = € 3500 
NTW: 3500 - afschrijvingen 200 = € 3300 
=> beloning productiefactoren (arbeid 1500, ondernemerschap 1800)

Slide 7 - Slide

Huiswerk
Opgave 6: Toegevoegde waarde berekenen
  • Toegevoegde waarde = Verkopen - Inkopen
  • Inkopen: ingekochte goederen én diensten
  • Inkopen ook => verzekeringen en elektriciteit
  • Toegevoegde waarde: vergoedingen voor arbeid (loon), kapitaal (rente), natuur (pacht) en ondernemerschap (winst)

Slide 8 - Slide

Bruto binnenlands product
3 manieren om dat te berekenen: 
  • Objectieve methode. Objecten (producten) => wat wordt geproduceerd, toegevoegde waarde
  • Subjectieve methode. Subjecten (personen) => Inkomen dat verdiend wordt met productiefactoren (KANO).
  • Bestedingsmethode. Wat in een land wordt uitgegeven.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Uitleg
Economische kringloop:
  • Vereenvoudigd overzicht (model) van de economische activiteiten in een land.
  • Schematische weergave van de geldstromen die van de ene partij (of sector) naar de andere stromen.

Slide 11 - Slide

Uitleg
Partijen in de economische kringloop:
  • Gezinnen
  • Bedrijven
  • Overheid
  • Buitenland
  • Financiële instellingen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Geldstromen in economische kringloop
  • Gezinnen. In: Inkomen (Y) Uit: Belasting (B), Consumptie (C) en Sparen (S)
  • Bedrijven. In: Consumptie (C), Leningen voor investeringen (I), Overheidsbestedingen (O), Export (E). Uit: Inkomen (Y), Import (M)
  • Overheid. In: Belasting (B). Uit: Overheidsbestedingen (O)
  • Buitenland. In: (onze) Import (M). Uit: (onze) Export (E)
  • Financiële instellingen. In: Sparen - Investeringen (S-I), Belasting - Overheidsbestedingen (B-O), Uit: Export - Import (E-M).


Slide 14 - Slide

Bruto binnenlands product
3 manieren om dat te berekenen: 
  • Objectieve methode. Objecten (producten) => wat wordt geproduceerd, toegevoegde waarde. Wat bedrijven verkopen (C+I+O+E) - wat bedrijven inkopen (M).
  • Subjectieve methode. Subjecten (personen) => Inkomen dat verdiend wordt met productiefactoren (Y).

Slide 15 - Slide

Bruto binnenlands product
3 manieren om dat te berekenen: 
  • Bestedingsmethode. Bestedingen in land = geld dat in land wordt uitgegeven door gezinnen (C), bedrijven (I), overheid (O) en buitenland (E) - geld dat in buitenland wordt uitgegeven (M).

Slide 16 - Slide

Identiteiten economische kringloop
  • Y = C + B + S
  • Y = C + I + O + E - M
  • Overheidssaldo = B - O 
  • Particulier spaarsaldo = S - I 
  • Nationaal spaarsaldo = (S-I) + (B-O)
  • Uitvoersaldo = E - M
  • (S-I) + (B-O) = (E-M)

Slide 17 - Slide

Opdrachten



H1 Opgave 12 klassikaal bespreken


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Uitleg
Investeringen:
Vervangingsinvesteringen
  • Om bestaande kapitaalgoederen te vervangen
Uitbreidingsinvesteringen
  • Om de kapitaalgoederenvoorraad te vergroten. 
  • Alle investeringen samen: bruto investeringen. Alleen de uitbreidingsinvesteringen: netto investeringen.

Slide 21 - Slide

Uitleg
Macro-economische identiteit:
  • Een vergelijking die altijd geldt (is zo afgesproken). 
  • Aanname: de kringloop is 'gesloten':
  • Het totaal van de inkomende geldstromen is gelijk aan het totaal van de uitgaande geldstromen in een land.


Slide 22 - Slide

Opdrachten



H1 Opgaven 11 t/m 17 en opgave 27 (toepassen)


Slide 23 - Slide