Pak je werkboek, je schrift, je pen EN JE LEESBOEK
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Oefentoets
Maak de oefentoetsen van:
Paragraaf 4 (werkboek open op blz. 26)
Paragraaf 5 (werkboek open op blz. 35)
Paragraaf 6 (werkboek open op blz. 43)
Alle tekstdoelen en tekstverbanden staan ook op blz. 240
timer
30:00
Slide 4 - Slide
Leesmoment
Pak je leesboek
timer
15:00
Slide 5 - Slide
Tekstdoelen blz 26
Maak zeven kaartjes (vouw wit A4 in 8 vakken)
Zet op de voorkant het tekstdoel, met daaronder wat de schrijver met dat tekstdoel wil bereiken:
Amuseren
De schrijver wil jou vermaken met zijn verhaal
Zet op de achterkant de voorbeelden van tekstsoorten die bij het tekstverband horen.
Op de achterkant van AMUSEREN zet je dus:
verhaal, mop, strip, vlog
Slide 6 - Slide
Draai de kaartjes om
Zet op de achterkant de voorbeelden van tekstsoorten die bij het tekstverband horen.
Op de achterkant van AMUSEREN zet je dus:
verhaal, mop, strip, vlog
Slide 7 - Slide
Blz. 26 Maak een flitskaart voor het rode deel
Om het tekstdoel te bereiken, moet de schrijver rekening houden met de groep waarvoor hij schrijft, het publiek. Aan het onderwerp, de bron, de lay-out en het taalgebruik kun je zien voor welk publiek de tekst is bedoeld.
Slide 8 - Slide
Ga naar blz. 240
Maak een flitskaartje voor de tekstverbanden.
VOORKANT: tekstverband
ACHTERKANT: signaalwoorden
Slide 9 - Slide
Tekstverbanden (blz 240)
Opsomming
Chronologie
Voorbeeld/uitleg
Tegenstelling
Oorzaak en gevolg
Conclusie
Maak flitskaartjes van
Doel-middel
Voorwaarde
Vergelijking
Slide 10 - Slide
Lay-out
1. Noem zes bepalende onderdelen
2. Noem zeven soorten
3. Noem vier functies
Maak nu de flitskaartjes.
Slide 11 - Slide
Neem deze zinnen over in je schrift en schrijf het tekstverband erachter.
Hoewel ze erg slim is, vindt ze begrijpend lezen erg lastig.
Ik versliep mij vanochtend, dus ik kwam te laat op school.
Ik train keihard, zodat ik fit aan de wedstrijd kan beginnen.