PW 2. Verwijzen, (in)congruentie, symmetrie, spelling

PW2. Verwijzen, (in)congruentie, symmetrie
Grammatica (opdrachten)
§5: Verwijzen (1, 2, 3, 4, 5)
§9: Congruentie (1, 2, 3, 4, 6)
Formuleren (opdrachten)
§3: Fouten met verwijswoorden (1, 2)
§5: Incongruentie (1, 2, 3)
§7: Symmetrie en correct begrenzen (1, 2, 3)
1 / 87
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 87 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PW2. Verwijzen, (in)congruentie, symmetrie
Grammatica (opdrachten)
§5: Verwijzen (1, 2, 3, 4, 5)
§9: Congruentie (1, 2, 3, 4, 6)
Formuleren (opdrachten)
§3: Fouten met verwijswoorden (1, 2)
§5: Incongruentie (1, 2, 3)
§7: Symmetrie en correct begrenzen (1, 2, 3)

Slide 1 - Slide

PW2. Spelling
Spelling (opdrachten)
§2: trema, apostrof, accent en cedille (1, 2, 3, 4, 5, 6)
§3: met of zonder n? (1, 2, 3, 4, 6)
§4: getallen (1, 2, 4, 6, 7)
§6: zinnen begrenzen (1, 2, 3, 4, 5)

Slide 2 - Slide

Grammatica §5/Formuleren §3
Verwijzen en verwijswoorden
Antecedent = het woord of de woorden waar je heen verwijst.

Categorieën verwijswoorden:
- mannelijk: hij/hem/zijn/deze/die 
- vrouwelijk: zij/ze/haar/deze/die 
- onzijdig: het/zijn/dit/dat 
- zij/ze (meervoud)
- hen/hun (meervoud)
- dat/wat
- waar + voorzetsel / voorzetsel + wie

Slide 3 - Slide

mannelijk/vrouwelijk/onzijdig
Het-woorden zijn onzijdig. Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden.

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Soms kan je vaststellen of een woord mannelijk of vrouwelijk is: acteur/actrice.  
  • Veel moderne woorden zijn mannelijk: laptop, auto, telefoon.
  • Veel woorden op deze uitgangen zijn vrouwelijk
-de (liefde)                  -ing (woning)                        
-heid (oudheid)        -nis (gevangenis)            
-ie (receptie)              -schap (weddenschap) 
-iek (muziek)              -st (opkomst)
-ij (boerderij)              -te (belofte)
-teit (activiteit)          -theek (mediatheek)
-uur ( natuur)

Online woordenboek: woordenlijst.org of Vandale.nl
Kan je het geslacht niet vaststellen? Zoek het op in het woordenboek! Er staat dan achter het woord: m of v of o of soms m/v.
Als je weet of het woord mannelijk of vrouwelijk is, kan je het passende verwijswoord bepalen:

Slide 4 - Slide

zij/ze of hen/hun (meervouden)
Als je verwijst naar meerdere mensen, dingen of dieren (meervouden), gebruik je zij, ze, hen of hun.

zij/ze
  • Als je verwijst naar het onderwerp van de zin in meervoud, gebruik je zij of ze:
- Bij personen: zij of ze
- Bij dingen en dieren: ze

hen
  • Als je verwijst naar het lijdend voorwerp van de zin in meervoud, gebruik je hen (iedereen feliciteerde hen).
  • Als het verwijswoord na een voorzetsel komt, gebruik je hen (ik gaf het cadeau aan hen; ik deed het voor hen; ik ben bij hen).

hun
  • Als je verwijst naar het meewerkend voorwerp van de zin in meervoud, gebruik je hun (ik gaf hun het cadeau).
  • Je gebruikt hun ook als bezittelijk voornaamwoord (hun cadeau).

Slide 5 - Slide

dat/wat
dat
  • Je verwijst met dat naar onzijdige woorden (het-woorden): het boek dat ik heb gelezen.

wat
  • Je verwijst met wat naar een overtreffende trap: het leukste wat ik heb gedaan; het lelijkste wat ik heb gezien.
  • Je verwijst met wat naar onbepaald voornaamwoord: alles wat ik wil; er is niets wat jij niet lust.
  • Je verwijst met wat naar (een deel van) een zin: ik heb een boek gelezen, wat ik heel rustgevend vond.
  • Je verwijst met wat na 'dat' of 'datgene': datgene wat goed gaat; dat wat je goed hebt gedaan.

Slide 6 - Slide

waar/wie (met voorzetsel)
waar + voorzetsel
  • Gebruik waar + voorzetsel als je naar dieren en dingen verwijst
De hond waarvoor ik alles over heb.
Het resultaat waarop ik trots ben.

voorzetsel + wie
  • Gebruik voorzetsel + wie als je naar personen verwijst.
De vriendin op wie ik trots was dat ze haar examen heeft gehaald.
De muzikant van wie ik de gitaar heb geleend.

Slide 7 - Slide

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Vanwege de vorst verbood de vereniging zijn leden op de banen te tennissen.

Slide 8 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Waar heeft Boaz de man waarvan hij de basgitaar heeft gekregen, eigenlijk ontmoet?

Slide 9 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
De ezelin keek liefdevol naar haar veulens.

Slide 10 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
De schadevergoeding bestaat uit een bedrag die boven de 50.000 euro ligt.

Slide 11 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Het gaafste dat ik ooit heb gedaan in mijn leven, is parachutespringen.

Slide 12 - Open question

Noteer van het verwijswoord in de zin of die juist of onjuist is. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Dit jaar draagt de boom veel olijven aan haar takken.

Slide 13 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
De liefde kent zo haar problemen.

Slide 14 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Waarom heb jij hen geen afscheidscadeau gegeven?

Slide 15 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Zeeland is altijd trots geweest op zijn Deltawerken.

Slide 16 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
Zijn er veel mensen waaraan je je geheimen zou toevertrouwen?

Slide 17 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.
We hebben de dag afgesloten met een dinertje, dat ik heel gezellig vond.

Slide 18 - Open question

Startopdracht: vul de juiste verwijswoorden in.
1. De gevangenis heeft al ... cellen ontruimd.
2. Ik word elke ochtend wakker van de wekker van mijn zusje, ... ik erg vervelend vind.
3. Het grote paard, ... lastig te temmen is.
4. Het meisje ... Patrick verliefd is liep net langs.

Slide 19 - Open question

Grammatica §9
Congruentie
In een correcte zin komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp. Dat heet congruentie.
- Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm: de klas heeft al het huiswerk af.
- Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm: de klassen hebben het huiswerk nog niet af.

Slide 20 - Slide

Grammatica §9
Congruentie
Meestal gaat dit vanzelf goed, maar er zijn een paar lastige gevallen:
  • Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling richt de persoonsvorm zich naar de kern:
Het merendeel (kern: enkelvoud) van de docenten (nabepaling: meervoud) controleert regelmatig het taakwerk.
Het gaat om meerdere docenten, maar ze zijn samen één groep: het merendeel. Omdat het één groep is, is de kern enkelvoud.
  • Als het onderwerp een verzamelnaam is voor personen, dieren en dingen, is de persoonsvorm enkelvoudig:
De overheid waarschuwt je tijdens noodsituaties via NL-Alert.
In de overheid zitten meerdere mensen, maar de overheid zelf is enkelvoud: dat is er één.
  • In de constructie een van de + meervoudig woord + die, wordt de persoonsvorm in de bijzin ook meervoudig.
Een van de docenten, die snel de toetsen nakijken, is mevrouw Van Uhm.
De persoonsvorm in de hoofdzin is enkelvoud, want daar gaat het om 'die ene' (een van de docenten), maar in de bijzin gaat het om de groep docenten, dus daar is de persoonsvorm in meervoud.
  • De titel van een film, boek, etc. is enkelvoud; ook als hier een meervoudsvorm in staat: 
De sprookjes van Grimm was vroeger mijn favoriete boek.
  • Na een rekeneenheid, zoals meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro, volgt een enkelvoudige persoonsvorm.
Tien euro per maand is niet veel.

Slide 21 - Slide

Formuleren §5
Incongruentie
Veelgemaakte fouten bij congruentie (incongruentie):

1. Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien.
Het woord 'media' is bijvoorbeeld meervoud, net als aquaria, musea, centra.
Bij twijfel: zoek het op in het woordenboek. Je krijgt dan de enkelvoudige vorm te zien en daarachter staat de meervoudsvorm.

2. Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud omdat de kern enkelvoudig is.
'Een grote groep fans' bevat bijvoorbeeld meerdere personen (fans), maar het is één groep. De kern is dus enkelvoudig.

3. De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar, waardoor het onoverzichtelijk wordt. Daartussen staan vaak zinsdelen met een ander getal, waardoor ten onrechte wordt gedacht dat de persoonsvorm van de zin ook dat getal krijgt.
Het verenigingsbestuur heeft al tijden plannen om allerlei festiviteiten te organiseren en gaat een commissie oprichten.

4. op de volgende slide!!

Slide 22 - Slide

Formuleren §5
Incongruentie
Veelgemaakte fouten bij congruentie (incongruentie):

4. Het meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.
Deelnemers ...wordt/worden... een sportdrankje aangeboden.
pv: wordt/worden?
ow: wie/wat wordt/worden aangeboden? -> een sportdrankje (enkelvoudig)
mv: aan/voor wie wordt/worden een sportdrankje aangeboden? -> Deelnemers (meervoudig)
'Deelnemers' lijkt dus het onderwerp, maar is het meewerkend voorwerp.

Het onderwerp is enkelvoudig (een sportdrankje), dus de persoonsvorm moet ook enkelvoudig zijn (wordt).
pv: wordt

Deelnemers wordt een sportdrankje aangeboden.

Slide 23 - Slide

Startopdracht: vul de juiste verwijswoorden in.
1. Het boek ... ik heb gelezen was erg spannend.
2. De docent ... ik mijn vragen stel, geeft altijd snel antwoord.
3. Mijn zusje ruimt haar kamer nooit op, ... mijn vader erg vervelend vindt.
4. Hakim en Patrick zijn mijn vrienden en met ... ga ik op vakantie.
5. Dit jaar draagt de appelboom veel appels aan ... takken.

Slide 24 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Dit soort incidenten vinden vaak plaats op 1 december.

Slide 25 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

De directie van de voetbalclubs besloten alle wedstrijden te verplaatsen vanwege de sneeuw.

Slide 26 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Het clubje heren was nog lang niet uitgepraat.

Slide 27 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

De groep ganzen vlogen over het weiland.

Slide 28 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

De media besteedt de laatste tijd veel aandacht aan Donald Trump.

Slide 29 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Winnaars van de actie worden een cadeau toegestuurd.

Slide 30 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Een van de leerlingen, die vaak te laat komt, moet wéér nablijven.

Slide 31 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Een lange rij mensen stonden voor de winkel te wachten.

Slide 32 - Open question

Startopdracht: vul de juiste verwijswoorden in.
1. De trein arriveerde maar niet, terwijl ik al een uur op ... stond te wachten.
2. Dat ritje in de achtbaan was het spannendste ... ik ooit heb meegemaakt.
3. De slogan moest voor ... vooral pakkend en origineel zijn.

Slide 33 - Open question

Startopdracht: verbeter de persoonsvorm zodat de zin congruent is.
1. Ontmoetingscentra in Limburg dreigt te moeten sluiten.
2. De leerlingen werden aangeraden een woordenboek te gebruiken in de toetsweek.
3. Een paar echte cowboylaarzen kosten minimaal tweehonderd euro.

Slide 34 - Open question

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Symmetrie: als twee woorden, woordgroepen of zinnen die bij elkaar horen en allebei in een zin staan, dezelfde vorm hebben.

De volgende zin is symmetrisch:
Esmee kijkt uit naar het weekend, vanwege een feestje en een belangrijke sportwedstrijd.
Ze kijkt dus vanwege twee dingen uit naar het weekend: een feestje en een belangrijke sportwedstrijd. Die dingen horen in deze zin dus bij elkaar. Deze zin is correct, omdat die dingen in dezelfde vorm genoteerd staan.

De volgende zinnen zijn niet symmetrisch, dus grammaticaal fout:
Niet alleen in het zuiden vieren ze carnaval, ook in het noorden viert men dit feest. 
Om de zinnen symmetrisch te maken, moet op beide plekken hetzelfde persoonlijk voornaamwoord worden gebruikt. Oplossing: men moet ze worden en viert moet dan vieren worden

Een puber schijnt veel te appen, maar volwassenen kunnen er ook wat van.
In het eerste deel staat een enkelvoudig onderwerp, terwijl in het tweede deel een meervoudig onderwerp staat.
Oplossing: volwassenen moet een volwassene worden en kunnen moet dan kan worden.

Slide 35 - Slide

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Nog een paar voorbeelden van zinnen die niet symmetrisch zijn, dus grammaticaal fout:

Miros leest dat boek voor zijn mondeling en omdat het bij zijn profielwerkstuk past.
In het eerste zinsdeel staat de woordgroep voor zijn mondeling. Het tweede zinsdeel is geen woordgroep maar een hele zin.
Oplossing: omdat het bij zijn profielwerkstuk past moet een woordgroep worden: voor zijn profielwerkstuk.

Mijn moeder zei dat ik op tijd thuis moest zijn en ik moest mijn kamer opruimen.
In het eerste deel van de zin staat een bijzin, dus het tweede deel van de zin moet ook in een bijzin veranderen.
Oplossing: ik moest mijn kamer opruimen moet dat ik mijn kamer op moest ruimen worden.

Juul zit op een koor voor de gezelligheid en om zich te ontspannen.
In het eerste zinsdeel staat de woordgroep voor de gezelligheid. Het tweede zinsdeel is geen woordgroep maar een hele zin.
Oplossing: om zich te ontspannen moet voor de ontspanning worden.

Slide 36 - Slide

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Zinnen correct begrenzen

Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:
  • Een bijzin wordt als losse zin gepresenteerd; dat heet een losstaand zinsdeel:
Op de spelletjesavond speelden we Weerwolven. Waardoor het heel laat werd.
Voor onderschikkende voegwoorden (waardoor, terwijl, omdat, zodat, hoewel) moet een komma: ... Weerwolven, waardoor ...

  • Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte aan elkaar geplakt:
In het weekend is er een familiereünie, iedereen is welkom.
Dit zijn twee zelfstandige zinnen: hoofdzinnen. De tweede zin is niet afhankelijk van de eerste zin en kan dus ook los staan. Tussen deze twee zinnen moet een punt. Je kan twee hoofdzinnen wel samenvoegen tot een lange zijn, maar dan moet je een een puntkomma of een nevenschikkend voegwoord (en, maar, of, want, dus) gebruiken. Goede zinnen zijn dan bijvoorbeeld:
In het weekend is er een familiereünie. Iedereen is welkom.
In het weekend is er een familiereünie; iedereen is welkom.
In het weekend is er een familiereünie en iedereen is welkom.

Slide 37 - Slide

Verbeter de zin indien deze niet symmetrisch is. Is de zin wel symmetrisch, noteer dan: 'goed'.

Ik blijf het hele weekend binnen, omdat het koud is en vanwege de regen.

Slide 38 - Open question

Verbeter de zin indien deze niet symmetrisch is. Is de zin wel symmetrisch, noteer dan: 'goed'.

Een hond kan veel trucjes leren, maar katten zijn daar te eigenwijs voor.

Slide 39 - Open question

Verbeter de zin indien deze niet symmetrisch is. Is de zin wel symmetrisch, noteer dan: 'goed'.

De buschauffeur vertelde mij dat ik was vergeten in te checken en ik moest meteen uitstappen.

Slide 40 - Open question

Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

Joris loopt altijd naar school. Terwijl hij een spiksplinternieuwe fiets heeft.


Slide 41 - Open question

Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

Het heeft de hele dag niet geregend, niemand is nat geworden.


Slide 42 - Open question

Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

In de zomer moet je iedere dag zonnebrandcrème gebruiken; want de zon kan veel schade aanrichten.

Slide 43 - Open question

Startopdracht. Begrens de zin(nen) op de juiste manier. Noteer 'goed' als er niets gewijzigd hoeft te worden.

1. In de zomer moet je iedere dag zonnebrandcrème gebruiken; want de zon kan veel schade aanrichten.
2. Het heeft de hele dag niet geregend, niemand is nat geworden.

Slide 44 - Open question

Spelling §2: Trema, apostrof, accenten, cedille
Trema
Zorgt ervoor dat twee klinkers naast elkaar niet als één klank worden uitgesproken:
  • Kopiëren
  • Ideeën
  • Azië

Als de uitspraak niet fout kan gaan, hoef je geen trema te gebruiken, zoals bij gekopieerd of buiig. Die woorden spreek je zonder trema ook al goed uit.

Als de twee klinkers naast elkaar delen van een samenstelling zijn, gebruik je een koppelteken in plaats van een trema, zoals bij auto-ongeluk of radio-interview.


In sommige leenwoorden zit ook een trema:
  • Conciërge
  • Fröbelen

Slide 45 - Slide

Spelling §2: Trema, apostrof, accenten, cedille
Apostrof
Als weglatingsteken:
  • ‘s avonds
  • Thijs’ brommer


Bij meervoud als het woord eindigt op –a, -u, -i, -o, -y:
  • Baby’s
  • Tosti’s


Bij een meervoud of een verkleinwoord van een afkorting:
  • dvd’s
  • wc’tje

Slide 46 - Slide

Spelling §2: Trema, apostrof, accenten, cedille
Accenten
Komen vooral voor op de letter e. Drie soorten:
  • Accent aigu: logé, decolleté
  • Accent grave: barrière, crèche
  • Accent circonflexe: crêpe, moment suprême


Soms gebruik je ook een accent aigu om iets meer nadruk te geven: Ik ben echt héél boos op jou!

Cedille
Zorgt ervoor dat een c als een s klinkt als hij voor een a, o of u staat:
  • Curaçao
  • Garçon

Zonder de cedille zou een c voor zo’n letter namelijk als een k klinken (bijvoorbeeld cacao).

Slide 47 - Slide

Spelling §3: met of zonder -n?
Twee situaties:

1. Onbepaalde hoofdtelwoorden (woorden als alle(n), beide(n), sommige(n), enkele(n), etc.

2. Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (die personen aanduiden). 

Slide 48 - Slide

Spelling §3: met of zonder -n?
1. Onbepaalde hoofdtelwoorden (woorden als alle(n), beide(n), sommige(n), enkele(n), etc.









Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben altijd een n.
 

Slide 49 - Slide

Bekijk de voorbeelden. Wanneer gebruik je een -n bij zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en wanneer niet?

Vermogenden betalen meer belasting.
Als vermogende betaal je meer belasting.

Slide 50 - Open question

Spelling §3: met of zonder -n?
2. Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (die personen aanduiden). 

Slide 51 - Slide

Bekijk de voorbeelden. Wanneer gebruik je een -n bij zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en wanneer niet?

Vermogenden betalen meer belasting.
Als vermogende betaal je meer belasting.

Slide 52 - Open question

... leerlingen hebben de toets ingehaald.
A
Beide
B
Beiden

Slide 53 - Quiz

... nemen bijles voor wiskunde.
A
Vele
B
Velen

Slide 54 - Quiz

De ... hebben hun kunstgebit nog niet in.
A
bejaarde
B
bejaarden

Slide 55 - Quiz

De voorstellen die jij deed, waren ... onzin.
A
beide
B
beiden

Slide 56 - Quiz

Spelling §4: getallen

Slide 57 - Slide

Spelling §4: getallen
Let op:
Je schrijft breuken met een spatie (twee derde: ⅔, vijf zeven achtste: 5⅞; maar: vierenhalf), behalve in een samenstelling: vierkwartsmaat, tweederdemeerderheid.

Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van cijfers én letters zou ontstaan bij getallen die hetzelfde geval betreffen:
  • Van de 28 deelnemers gingen er 3 naar de finale.

Voor grote ronde getallen in een tekst combineer je cijfers en letters: 58 duizend inwoners, 240 miljard euro, 11 duizend kilometer.



Slide 58 - Slide

De ... leerlingen van klas 3a zijn allemaal gemotiveerd.
A
29
B
negenentwintig

Slide 59 - Quiz

Mijn kat wordt dit jaar ... jaar oud.
A
5
B
vijf

Slide 60 - Quiz

Het is vandaag ... graden
A
7
B
zeven

Slide 61 - Quiz

§6: komma, dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma

Slide 62 - Slide

§6: komma, dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma
Voorbeelden van komma’s:
Voor of na een aanspreking: Mevrouw, heeft u de toets al nagekeken?
Tussen twee persoonsvormen: Terwijl de leraar op het bord schreef, deelden de leerlingen spiekbriefjes uit.
Tussen een hoofd- en een bijzin: Pieter heeft geen tas mee vandaag, omdat hij voor al zijn vakken geen boeken nodig heeft.


Voorbeelden van dubbele punten:
Bij een citaat: Mijn moeder zei: “Vergeet je je brood niet mee te nemen?”
Bij een gedachte: Ella dacht: was ik vandaag maar in bed blijven liggen.
Bij een opsomming met aankondiging: Vandaag heb ik de volgende vakken: Nederlands, Engels, wiskunde en gym.
Bij een uitleg of toelichting: Ik moet vrijdag naar de tandarts: ik heb een gaatje dat gevuld moet worden.

Slide 63 - Slide

§6: komma, dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma
Voorbeelden van aanhalingstekens:
Bij citaten: “Als je nu goed oplet,” zei de docent, “heb je al veel theorie voor de toets geleerd.”
Als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Je hebt “wordt” in die zin fout geschreven.
Als het woord op een bepaalde manier bedoeld wordt: Die docent is echt ontzettend “grappig”.
Roos zei: ‘Wat ga jij morgen doen?’
‘Ik ga morgen naar de film’, zei Tessa. ‘Ga jij mee?’
‘Nee, ik kan niet,’ antwoordde Roos, ‘want ik moet werken.’
‘Wat saai!’ mopperde Tessa chagrijnig.


Voorbeelden van puntkomma’s:
Tussen hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen (bijvoorbeeld oorzaak-gevolg): Er was een grote aardbeving in Japan; dit veroorzaakte een tsunami.
Als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan: De leerlingen moeten het volgende leren: - Hoe je trema, apostrof, accent en cedille gebruikt; - Wanneer je getallen als cijfers en wanneer je getallen als woorden schrijft; - Wanneer je komma, dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma gebruikt.


Slide 64 - Slide

jesper zei ik heb veel zin in vanavond omdat we naar de bioscoop gaan

Slide 65 - Open question

vanwege de aankomende storm meldde de directeur moeten alle leerlingen direct naar huis

Slide 66 - Open question

dat zou lekker zijn riepen de leerlingen uit

Slide 67 - Open question

ik vind de nieuwe sneakers van adidas echt de bom zei michiel heb jij ze al gezien

Slide 68 - Open question

HERHALING + OEFENVRAGEN

Slide 69 - Slide

zij/ze of hen/hun (meervouden)
Als je verwijst naar meerdere mensen, dingen of dieren (meervouden), gebruik je zij, ze, hen of hun.

zij/ze
  • Als je verwijst naar het onderwerp van de zin in meervoud, gebruik je zij of ze:
- Bij personen: zij of ze
- Bij dingen en dieren: ze

hen
  • Als je verwijst naar het lijdend voorwerp van de zin in meervoud, gebruik je hen (iedereen feliciteerde hen).
  • Als het verwijswoord na een voorzetsel komt, gebruik je hen (ik gaf het cadeau aan hen; ik deed het voor hen; ik ben bij hen).

hun
  • Als je verwijst naar het meewerkend voorwerp van de zin in meervoud, gebruik je hun (ik gaf hun het cadeau).
  • Je gebruikt hun ook als bezittelijk voornaamwoord (hun cadeau).

Slide 70 - Slide

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

Volgende week gaan de werknemers staken, omdat hun deze maand hun loon niet hebben ontvangen.

Slide 71 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

De leerlingen hebben hen boekverslagen goed ingeleverd.

Slide 72 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

Ik heb hun een leesboek gegeven.

Slide 73 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

De docent was zo blij met de leerlingen, dat zij aan hun een snoepje heeft gegeven.

Slide 74 - Open question

dat/wat
dat
  • Je verwijst met dat naar onzijdige woorden (het-woorden): het boek dat ik heb gelezen.

wat
  • Je verwijst met wat naar een overtreffende trap: het leukste wat ik heb gedaan; het lelijkste wat ik heb gezien.
  • Je verwijst met wat naar onbepaald voornaamwoord: alles wat ik wil; er is niets wat jij niet lust.
  • Je verwijst met wat naar (een deel van) een zin: ik heb een boek gelezen, wat ik heel rustgevend vond.
  • Je verwijst met wat na 'dat' of 'datgene': datgene wat goed gaat; dat wat je goed hebt gedaan.

Slide 75 - Slide

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

Er zit een meisje in mijn klas wat nooit haar huiswerk maakt.

Slide 76 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

De leerlingen kregen een snoepje, dat zij erg lekker vonden.

Slide 77 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

De leerlingen kregen een snoepje, dat zij erg leuk vonden.

Slide 78 - Open question

waar/wie (met voorzetsel)
waar + voorzetsel
  • Gebruik waar + voorzetsel als je naar dieren en dingen verwijst
De hond waarvoor ik alles over heb.
Het resultaat waarop ik trots ben.

voorzetsel + wie
  • Gebruik voorzetsel + wie als je naar personen verwijst.
De vriendin op wie ik trots was dat ze haar examen heeft gehaald.
De muzikant van wie ik de gitaar heb geleend.

Slide 79 - Slide

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

Een vriend is iemand waarmee je leuke dingen doet en waarop je altijd kan vertrouwen.

Slide 80 - Open question

Noteer van de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen of ze juist of onjuist zijn. Als het verwijswoord onjuist is, leg dan ook uit waarom het fout is en wat het goede verwijswoord moet zijn.

De jongen waarmee ik heb gestudeerd, zit nu ziek thuis.

Slide 81 - Open question

Grammatica §9
Congruentie
In een correcte zin komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp. Dat heet congruentie.
- Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm: de klas heeft al het huiswerk af.
- Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm: de klassen hebben het huiswerk nog niet af.

Slide 82 - Slide

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Mijn moeders oom Age behoorde tot de eerste Nederlandse boeren die naar Canada emigreerde.

Slide 83 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

b. De ouders van Guus worden verzocht zich te melden bij de ballenbak aan de ingang van onze winkel.

Slide 84 - Open question

Verbeter de persoonsvorm indien deze incongruent is. Als de zin congruent is, noteer je: 'goed'.

Wij doneren € 100 per jaar aan de organisatie Artsen zonder Grenzen, die mensen in oorlogsgebieden proberen te helpen.

Slide 85 - Open question

Formuleren §7
Symmetrie en correct begrenzen
Zinnen correct begrenzen

Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:
  • Een bijzin wordt als losse zin gepresenteerd; dat heet een losstaand zinsdeel:
Op de spelletjesavond speelden we Weerwolven. Waardoor het heel laat werd.
Voor onderschikkende voegwoorden (waardoor, terwijl, omdat, zodat, hoewel) moet een komma: ... Weerwolven, waardoor ...

  • Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte aan elkaar geplakt:
In het weekend is er een familiereünie, iedereen is welkom.
Dit zijn twee zelfstandige zinnen: hoofdzinnen. De tweede zin is niet afhankelijk van de eerste zin en kan dus ook los staan. Tussen deze twee zinnen moet een punt. Je kan twee hoofdzinnen wel samenvoegen tot een lange zijn, maar dan moet je een een puntkomma of een nevenschikkend voegwoord (en, maar, of, want, dus) gebruiken. Goede zinnen zijn dan bijvoorbeeld:
In het weekend is er een familiereünie. Iedereen is welkom.
In het weekend is er een familiereünie; iedereen is welkom.
In het weekend is er een familiereünie en iedereen is welkom.

Slide 86 - Slide

Begrens de zin(nen) op de juiste manier.

voor een leuk voetbaluitje kun je in barcelona naar camp nou het voetbalstadion van fc barcelona loop in de voetsporen van messi en bekijk het uitzicht vanaf de middenstip er is zelfs een museum over de geschiedenis van de club die de trots is van de catalaanse hoofdstad

Slide 87 - Open question