De ontkenning

Mercredi, le 10 janvier



Mercredi, 1er décembre
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Mercredi, le 10 janvier



Mercredi, 1er décembre

Slide 1 - Slide

Wat moet je leren voor de toets?
17 januari
  • Vocabulaire A en B (p. 90-91)
  • De getallen tot en met 69 (p. 92)
  • Het regelmatige werkwoord op -er (p. 93)
  • De ontkenning (p. 93)

Slide 2 - Slide

Wat eten ze in la France?
Bekijk het filmpje en schrijf op in je schrift:
  1. Welke maaltijden zag je?
  2. Kies 3 dingen uit die jou lekker lijken.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Lesdoelen deze week:
  • Ik kan in het Frans zinnen ontkennend maken
  • Ik ken de getallen van 20 t/m 69


Slide 5 - Slide

Ik kan een zin ontkennend maken
  • Ik heb zin in vandaag! - Ik heb geen zin in vandaag.
  • Ik ken de woordjes! - Ik ken de woordjes niet.

Slide 6 - Slide

In het Nederlands

Niet of geen

Ik ga niet naar school.
Ik heb geen geld.

In het Frans

ne ... pas of n' ... pas

Je ne vais pas au collège.
Je n'ai pas d'argent.

Slide 7 - Slide

La négation - De ontkenning
Hoe maak ik een Franse zin ontkennend?​

De ontkenning in het Frans bestaat uit twee delen: ne + pas. 

Om zinnen ontkennend te maken, zet je het eerste deel 
van de ontkenning (ne) vóór de persoonsvorm en het 
tweede deel (pas) direct achter de persoonsvorm.

Ik ga niet naar huis. – Je ne vais pas à la maison.

Slide 8 - Slide

La négation - De ontkenning
Attention!
Als de persoonsvorm begint met een klinker of een stomme h dan verandert ne in n’.​

Zij houdt niet van friet – Elle n’aime pas les frites. 


Slide 9 - Slide

Les lunettes

Slide 10 - Slide

Meer voorbeelden:

J'aime les films.
J'habite à Paris.
Il regarde la télévision.
Nous avons un chien.





Je n'aime pas les films.
Je n'habite pas à Paris.
Il ne regarde pas la télévision.
Nous n'avons pas un chien.

Slide 11 - Slide

Stappenplan!
1: Bepaal wat de persoonsvorm in de zin is.

2: Plaats ne of n' voor de persoonsvorm.

3: Plaats pas achter de persoonsvorm.

Slide 12 - Slide


Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Nous parlons français.

Slide 13 - Open question


Maak de zin ontkennend:
Nous parlons français.

Slide 14 - Open question


Maak de zin ontkennend:
Elle danse toute seule.

Slide 15 - Open question


Maak de zin ontkennend:
Charlotte travaille au restaurant. 

Slide 16 - Open question


Maak de zin ontkennend:
Il a 13 ans.

Slide 17 - Open question


Maak de zin ontkennend:
C'est un problème.

Slide 18 - Open question

Let op!





Fais attention!




De ontkenning van c'est is ce n'est pas. 

Slide 19 - Slide

Les nombres
Verder tellen:
trente et un
trente-deux

cinquante et un
cinquante-huit
20 - vingt
30 - trente
40 - quarante
50 - cinquante
60 - soixante

Slide 20 - Slide

Deze les:
- stencil getallen
- woorden leren (quizlet)
- herhalen werkwoorden

Slide 21 - Slide

Au travail
Ga nu oefenen met de opdrachten in je boek:

Ex. 30b, 31, 32, 33 (p. 86-89)

Slide 22 - Slide

Les devoirs - Het huiswerk
Volgende week heb je gemaakt en nagekeken:
- - ex. 30b, 31, 32, 33 (p. 86-89)
- - ex. 23, 24 en 25a, 26a (p. 80-82):
- - hulpwoordjes:
* qu'est-ce que [kesku] = wat?
*à la boulangerie [aa laa boelanzjurrie] = bij de bakker
* à la ... boucherie/pharmacie/pâtisserie / = slager/apotheek/taartjeswinkel
* faire les magasins = shoppen

Slide 23 - Slide

Je comprends!
Ik begrijp het!
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll