De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ton objectif
  1. Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord (adjectif) is en waar in de zin het kan staan.
  2. Ik ken de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord. 
  3. Ik kan zelf het bijvoeglijk naamwoord in het Frans maken.

Slide 2 - Slide

Vul de passé composé in:
Nous _________ (manger)

Slide 3 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de woorden petit, grand, sale, propre, courageux, peureux, rapide, lent, heureux en malheureux.

Wat voor soort woorden zijn dit?

Slide 4 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een lidwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord of persoon
D
een werkwoord

Slide 5 - Quiz

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de volgende voorbeelden:
Arthur est petit
Arthur et Martin sont petits
Sophie est petite
Sophie et Emma sont petites
Vraag 1
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen?
Vraag 2
Waarover zegt dit bijvoeglijk naamwoord iets in elke zin?
Vraag 3
Maak nu 4 verschillende regels voor de vorm. Kijk naar het voorbeeld.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord is: v >
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Onregelmatige vormen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm.
Beau = mooi / nouveau = nieuw / vieux = oud
Deze leer je uit je hoofd!

il est beau
elle est belle
ils sont beaux
elles sont belles
il est nouveau
elle est nouvelle
ils sont nouveaux
elles sont nouvelles
il est vieux
elle est vieille
ils sont vieux
elles sont vieilles

Slide 15 - Slide

Ma mère est ....
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 16 - Quiz

Elle a les cheveux (m) ...
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 17 - Quiz

Je trouve qu'elle est ...
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 18 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Le T-shirt est (vert)

Slide 19 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Ma cousine est (content)

Slide 20 - Open question

Stappenplan!
  1. Zoek het zelfstandig naamwoord of de naam in de zin waar het bijvoeglijk naamwoord iets over zegt.
  2. Is dit woord mannelijk (m.) of vrouwelijk (v.)?
  3. Is dit woord meervoud?
  4. Pak de basisvorm en plak er zonodig letters aan vast (-e / -s / -es) of verander het in de goede vorm (beau > belle etc.)
  5. In je woordenlijst leer je altijd de basisvorm.

Slide 21 - Slide

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Les chiens sont (méchant)

Slide 22 - Open question

À vous!
  1. La table est petit___
  2. Les garçons sont grand___
  3. Le vélo gris___.
  4. Les mères sont petit___.
  5. La fleur vert___.
  6. La voiture rouge___.
  7. Le portable est grand___.
  8. Les beau___ grand-pères.

Slide 23 - Slide

Les réponses
La table est petite.
De tafel is klein.
Les garçons sont grands.
De jongens zijn klein.
Le vélo gris. -
De grijze fiets.
Les mères sont petites.
De moeders zijn klein.
La fleur verte.
De groene bloem.
La voiture rouge. -
De rode auto.
Le portable est grand. -
Het mobieltje is groot.
Les beaux grand-pères.
De mooie opa's.

Slide 24 - Slide

Samengevat
  1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord of persoon.
  2. Het staat direct voor of achter het zelfstandig naamwoord, de naam van de persoon OF na het woordje est/sont
  3. Kijk of het zelfstandig naamwoord mannelijk/vrouwelijk/meervoud is.
  4. Voeg de juiste uitgangen toe aan het bijvoeglijk naamwoord (-/e/s/es)
  5. Let op: geen dubbele e of s!
  6. Let op: onregelmatige vormen (beau, nouveau en vieux).

Slide 25 - Slide

Huiswerk deze week:
Werktijd
- Grammaire et écrire: Ex. 30, 31, 32, 33 et 34 (p. 36-39).
- Nakijken opdrachten.
Apprendre (leren)
- Vocabulaire F (p. 41)
- Grammaire H (p. 43)
- Leren tussentoets! (zie kopje "les tests" bij toets 1).
Répéter (herhalen)
- Vocabulaire A, B et E (p. 40)
- Phrases-clés C et G (p. 42)
- Grammaire D (p. 43)




















Slide 26 - Slide