Sprachstadt

Sprachstadt
9. Klasse der Hauptschule
(3e klas mavo)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Sprachstadt
9. Klasse der Hauptschule
(3e klas mavo)

Slide 1 - Slide

Thema's
  • Restaurant
  • Hotel
  • Bäckerei
  • Touristenbüro
  • Modegeschäft
  • Apotheke

Slide 2 - Slide

Waar denk je aan bij "restaurant"?

Slide 3 - Mind map


  • Groeten
  • De menukaart
  • Drinken bestellen
  • Voorgerecht, hoofdgerecht, toetje
  • Allergieën
  • Wel/ geen vlees --> vegetarisch
  • Eten niet goed --> te pittig/zout/koud etc.
  • Vertellen hoe het heeft gesmaakt.
  • Afrekenen
  • Guten Tag / Hallo
  • die Speisekarte
  •  Ich möchte ...
  • Vorspeise, Hauptgericht/speise, Nachtisch.
  • Allergisch - Nussallergie
  • Allergie gegen ...
  • Vegetarier(in)
  • Das Essen ist nicht gut --> zu scharf, salzig, kalt usw.
  • Das Essen war gut/schlecht/in Ordnung.
  • Ich möchte bar / mit Karte zahlen. 

Slide 4 - Slide

Als ober:
  • (Terug) groeten
  • Vraag of er al een tafel gereserveerd is.
  • Vraag wat de klant wil drinken.
  • Vraag naar voorgerecht, hoofdgerecht en toetje.
  • Reageer op eventuele klacht
  • Excuses aanbieden
  • Vraag hoe het heeft gesmaakt.
  • Afrekenen
  •  Hallo/ Guten Tag
  • Haben Sie schon einen Tisch reserviert? 
  • Was möchten Sie trinken?
  • Sie wünschen, bitte? 
  • Sonst noch etwas? (na de opsomming van de klant
  • Das ist schlimm! 
  • Das werden (sofort) wir lösen! 
  • Entschuldigen Sie mir, bitte / Entschuldigung
  • Wie hat es geschmeckt? / Hat es geschmeckt?
  • Das macht dann ... Euro.

Slide 5 - Slide

Waar denk je aan bij "Hotel"?

Slide 6 - Mind map

  •  Groet
  • Kamer (met ontbijt)
  • Al gereserveerd wel of niet
  • Hoe lang? Dagen/ week
  • Uitzicht
  • --> Op zee, bergen etc.
  • Klacht --> lawaai, vieze kamer
  • Kun je er (gratis) parkeren?
  • Guten Morgen/Tag/ Hallo
  • Ein Zimmer (mit Frühstück / ohne Frühstück)
  • Schon (al) reserviert ?
  • Für .. Tage / Für eine Woche
  • Aussicht --> Meeresaussicht/ Bergblick
  • Beschwerde --> Lärm, schmutziges Zimmer
  • "Mein Zimmer ist nicht sauber / schmutzig".
  • Kann man hier (kostenlos) parken?
  • Gibt es hier einen Parkplatz?

Slide 7 - Slide

Hotelgastvrouw/gastheer
  • Klant welkom heten
  •  Heeft de klant al gereserveerd?
  • Kamer met of zonder ontbijt.
  • Hoeveel kost ontbijt extra per nacht?
  • Wijs op het restaurant.
  • Handel eventuele klachten af.
  •  Herzlich Willkommen beim Hotel ...
  • Haben Sie schon ein Zimmer reserviert?
  • Ein Zimmer mit Frühstück kostet 8 Euro extra/mehr.
  • Wir haben auch ein Restaurant (mit Topchef).
  • Beschwerde --> Oh nein, das ist nicht gut. 
  • Ich werde das sofort lösen, Sie bekommen ein neues Zimmer.
  • Entschuldigung im Namen vom Hotel ...
  • Ich hoffe, dass Sie einen schönen weiteren Aufenthalt haben.

Slide 8 - Slide

Waar denk je aan bij "Bäckerei"?

Slide 9 - Mind map

  •  Je bent jarig.
  • Je geeft een feestje.
  • Bruiloft
  • Taart
  • Belegde broodjes
  • Reden: Bruiloft, verjaardag, feestje, lunch etc. (zelf bedenken)
  • Bestel
  • Ich habe Geburtstag
  • Ich gebe eine Party
  • eine Hochzeit
  • die Torte / der Kuchen
  • Sandwiches
  • Grund: Hochzeit, Geburtstag, Party, Fest, Mittagessen 
  • Ich möchte ... bestellen

Slide 10 - Slide

Konditor
  • Vraag of je de klant kunt helpen.
  • Vraag of de klant wil proeven
  • Neem de bestelling op
  • Vraag of de klant verder nog iets wil
  • Was kann ich für Sie tun?
  • Möchten Sie Geschmäcke probieren?
  • Also, Sie bestellen: (herhaal de bestelling)
  • Sonst noch etwas?
  • Torte: Schokolade, Erdbeere, Sahnetorte, Apfelkuchen
  • Käsebrötchen., Schinkenbrötchen

Slide 11 - Slide

Waar denk je aan bij "Touristenbüro"?

Slide 12 - Mind map

  •  Op vakantie
  • Bezienswaardigheden bezoeken
  • Wat is er te doen?
  • Plattegrond van de stad
  • Naar het museum gaan
  • Shoppen/ eten
  • Vraag naar flyers
  • Goedkoop/duur/gratis
  • Im Urlaub in Köln/Berlin/Müchen usw.
  • Sehenswürdigkeiten besuchen
  • Was kann man hier/da machen?
  • Stadtplan 
  • Ich möchte ins Museum gehen 
  • Welche Museen gibt es?
  • Wo kann man gut Shoppen/ Essen gehen?
  • Broschüren/ Faltblatt/ Flyer
  • Billig/ teuer/ kostenlos

Slide 13 - Slide

Mederwerker
  • Vraag of je de klant kan helpen.
  • Informeer over bezienswaardigheden/ musea/ dierentuin
  • Korting voor studenten
  • In het centrum
  • Was kann ich für Sie tun?
  • Tolle Sehenswürdigkeiten sind --> Das Schloss, die Domkirche, die Kathedrale, das historische Museum, der Zoo 
  • Rabatt für Studenten
  • Im Zentrum
  • Hier haben Sie einen Stadtplan

Slide 14 - Slide

Waar denk je aan bij "Modegeschäft"?

Slide 15 - Mind map

  • Je komt in de winkel.
  • Kledingstukken: shirt, broek, trui, jeans, riem, jurk
  • Omruilen?
  • Kleuren: rood, geel, zwart, blauw, groen, paars, wit
  • Maat: te groot/klein, XS, S, M, L, XL
  • Pashokjes

  • das T-Shirt, die Hose, der Pulli, die Jeans,  der Gürtel, das Kleid.
  • Kann ich es umtauschen?
  • Farben: rot, gelb, schwarz, blau, grün, lila, weiß.
  • Größe: zu groß/klein 
  • Umkleidekabinen

Slide 16 - Slide

  • Hier heeft u ...
  • Heeft u nog de bon?
  • De pashokjes zijn hier links/rechts/achter.
  • In dit rek is er uitverkoop
  • 70%
  • Het kost ... euro
  • Hier haben Sie ... (ein rotes      T-Shirt)
  • Haben Sie den Kassenzettel noch?
  • Die Umkleidekabinen sind hier. links/rechts/ da hinten.
  • In diesem Regal gibt es Ausverkauf
  • 70 Prozent
  • Es kostet ... Euro

Slide 17 - Slide

Waar denk je aan bij "Apotheke"?

Slide 18 - Mind map

  • Je voelt je ziek
  • Je hebt gisteren ... gegeten
  • Je voelt je slecht
  • Buikpijn / hoofdpijn / diarree 
  • Je bent gevallen (van de fiets)
  • Pijn (arm, been voet, hand)
  • Medicijnen?
  • Hoe vaak?

  • Ich fühle mich krank
  • Ich habe gestern ... gegessen
  • Ich fühle mich schlecht
  • Bauchschmerzen/ Kopfschmerzen/ Durchfall
  • Ich bin (vom Rad) gestürzt
  • Schmerzen: Der Arm tut weh, das Bein/ der Fuß/ die Hand
  • Gibt es Medikamente?
  • Wie oft pro Tag - einnehmen

Slide 19 - Slide

Apotheker
  • Waar doet het pijn?
  • Wat gegeten?
  • Pleister/ verband/ medicijnen/zalf
  • Vertel hoe vaak medicijnen innemen.

  • Wo tut es weh?
  • Was ist passiert? Was ist los?
  • Was haben Sie gegessen?
  • das Pflaster/ der Verband (anlegen), Medikamente, die Salbe 
  • Die Medikamente zweimal pro Tag einnehmen

Slide 20 - Slide

Hoe groet je iemand (een ober bijv.) in het Duits?

Slide 21 - Open question

Hoe bestel je in het Duits een cola?

Slide 22 - Open question

Hoe zeg je "eet smakelijk"?

Slide 23 - Mind map

Guten Appetit!

Slide 24 - Slide

Wat is "ontbijt" in het Duits?

Slide 25 - Mind map

Wat is een "kamer" in het Duits?

Slide 26 - Mind map

Ein Zimmer
mit Frühstück

Slide 27 - Slide

Wat kun je over klagen bij een hotel?

Slide 28 - Mind map

Klachten in een hotel
  • Bed is te hard
  • Das Bett ist zu hart
  • Lawaai
  • Es gibt (zu viel) Lärm
  • Het uitzicht is niet goed
  • Die Aussicht ist nicht gut.
  • Je kunt niet parkeren
  • Man kann nicht parken.

Slide 29 - Slide

Wat is "jarig" in het Duits?

Slide 30 - Open question

Hoe zeg je "Ik ben jarig"

Slide 31 - Mind map

Ich habe Geburtstag
  • am 11. Mai
  • nächste Woche
  • nächster Monat

Slide 32 - Slide

Wat is een Duits woord voor "feestje"?

Slide 33 - Mind map

Wat is "bruiloft" in het Duits

Slide 34 - Mind map

(die) Hochzeit

Slide 35 - Slide

Hoe zeg je "Ik organiseer een feestje"

Slide 36 - Mind map

Ich organisiere eine Party

Slide 37 - Slide

Wat kun je bij de bakker bestellen voor een verjaardagsfeestje?

Slide 38 - Mind map

Bestellen bij een bakker
  • Broodjes
  • Sandwiches

  • Taart
  • Torte
  • Kuchen

Slide 39 - Slide

Wat zijn "bezienswaardigheden"

Slide 40 - Mind map

Touristenbüro
  • Sehenswürdigkeiten
  • Zoo
  • Broschüren
  • Stadtplan
  • Shoppen gehen

Slide 41 - Slide