herhaling werkwoordspelling

Nederlands
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling
Je hebt de afgelopen weken heel veel geoefend met de werkwoordspelling.

In deze les nog een keer de regels en een laatste oefening.

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
 
2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

Ik loop naar school. 

Loop ik naar school?

Ik liep naar school.

Wij liepen naar school. 




Slide 3 - Slide

Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd

Ik - stamwerkwoord: Ik loop - ik word
jij achter de persoonsvorm: loop jij/word jij
Jij/hij/zij/u - stam+t: Hij loopt - jij wordt
Wij/zij het infinitief (hele werkwoord): Wij lopen - zij worden


Slide 4 - Slide

Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.

Het zijn allemaal werkwoorden in de tegenwoordige tijd. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Even oefenen

Slide 8 - Slide

Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 9 - Quiz

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 10 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 11 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 12 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 13 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 14 - Quiz

werkwoordspelling
A
De oude man bestuurt de auto
B
De oude man bestuurd de auto

Slide 15 - Quiz

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 16 - Drag question

werkwoordspelling
A
George en Bas brandde het hele pand af.
B
George en Bas brandden het hele pand af.

Slide 17 - Quiz

Doelen deze les
Snap je alle regels? Is het weer duidelijk?

Uitleg duidelijk? Wat kan ik beter doen om jullie te helpen?
Volgende les

Verder met de methode

Afsluiting

Zijn er nog vragen?



Slide 18 - Slide