V1 NN6 H4 Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord

Voorwaarden voor deelname aan een online les:
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorwaarden voor deelname aan een online les:

Slide 1 - Slide

Opdracht
Bepaalde werkwoorden kun je NIET uit de zin weghalen. Welke?
1. Ik ben naar school gefietst.
2. We hebben met elkaar overlegd.
Opdracht:
Noteer welke werkwoorden uit zin 1 en 2 je echt NIET weg kunt laten.
Noteer welke werkwoorden uit zin 1 en 2 je WEL weg kunt laten.
Fluister met elkaar. 
Je mag de zin en de werkwoorden aanpassen, maar GEEN woorden toevoegen.


timer
2:00

Slide 2 - Slide

Opdracht bespreken:
Bepaalde werkwoorden kun je NIET uit de zin weghalen. Welke?
1. Ik ben naar school gefietst.
    Ik fiets naar school. (ben kun je weglaten = hww, fietsen = zww)
2. We hebben met elkaar overlegd.
    We overleggen met elkaar. (hebben kun je weglaten = hww, overleggen =   
    zww)
Je mag de zin en de werkwoorden aanpassen, maar GEEN woorden toevoegen.


Slide 3 - Slide

Lesdoelen:
- Je kunt het zelfstandig werkwoord herkennen.
- Je kunt het hulpwerkwoord herkennen in de zin.
vwo:
- Je kunt het koppelwerkwoord herkennen in de zin.

Slide 4 - Slide

Kies:

  1. Met de klas: luister mee met de uitleg, maak daarna de opdrachten. 
  2. Zelfstandig: lees/ bekijk zelf de uitleg van de methode + maak daarna de opdrachten.

Slide 5 - Slide

hww, zww (of kww?)
hww = kun je altijd uit de zin halen
zww = het belangrijkste werkwoord van een WG
kww = het belangrijkste werkwoord van een NG

Slide 6 - Slide

hulpwerkwoord (hww)
zelfstandig werkwoord (zww)
koppelwerkwoord (kww)


hww
= kun je altijd uit de zin halen - de zin pas je een beetje aan
zww = het belangrijkste werkwoord van het WG, kan je niet uit de zin weglaten
kww = het belangrijkste werkwoord van het NG, kun je niet uit de zin weglaten

Slide 7 - Slide

Hulpwerkwoord...
- Een hulpwerkwoord heeft altijd een zww nodig.
- Je kunt een hww altijd uit de zin halen zonder dat de betekenis van de zin verandert.
- Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in de zin staan.
We zouden met elkaar naar school zijn gelopen in de regen.
We liepen met elkaar naar school in de regen.
'zouden' en 'zijn' = hww; die kunnen worden weggehaald uit de zin.
'lopen' = zww; dat werkwoord kun je niet weglaten, want dan klopt de zin niet meer.

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werkwoord
- Een zelfstandig werkwoord kan zelfstandig in de zin staan. 
- Je kunt een zww nooit uit de zin halen, want dan klopt de zin niet meer.
- Er kan maar 1 zww staan in elke enkelvoudige zin.

We zouden met elkaar naar school zijn gelopen in de regen.
We liepen met elkaar naar school in de regen.
'zouden' en 'zijn' = hww; die kunnen worden weggehaald uit de zin.
'lopen' = zww; dat werkwoord kun je niet weglaten, want dan klopt de zin niet meer.

Slide 9 - Slide

Iemand DOET iets

- zelfstandig ww
- hulpwerkwoord
Iemand IS iets

- koppelwerkwoord
- hulpwerkwoord

Slide 10 - Slide

Zww of Kww?
Zww is het belangrijkste werkwoord in de zin waarin iemand of iets wat DOET.
Kww is het belangrijkste werkwoord in de zin waarin iemand of iets wat IS.

Slide 11 - Slide

Koppelwerkwoord
Er zijn er een paar: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. 

Hoe weet je of een werkwoord écht een koppelwerkwoord is? Dan stel je de vraag:
Wie/wat + pv + ow + andere werkwoorden
1. De vrolijke overbuurman is altijd aardig tegen ons. 
Wie/ wat + is + de vrolijke overbuurman? = aardig (iemand/iets IS iets)
Let op:
1. Staat er één werkwoord in de zin (pv) dan kan dat een koppelwerkwoord zijn als het een van bovenstaande werkwoorden is.
2. Staan er meerdere werkwoorden in de zin, dan is de pv NOOIT een koppelwerkwoord, maar een hww.

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
* Maak H4 zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoordStartopdracht en 1, 2, 3, 4, 6, 9B 
>> Stel je vragen indien nodig.
 



Klaar?
Volg de studiewijzer en werk verder aan H5+H6

Slide 13 - Slide

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Wie zou de jas hebben meegenomen?
hebben = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Wie zou de jas hebben meegenomen?
meegenomen = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

We hebben met elkaar gewandeld.
gewandeld = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 17 - Quiz

vwo: Hij is altijd al een opschepper geweest.
is = ...
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 18 - Quiz

vwo: Hij is altijd al een opschepper geweest.
geweest = ...
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 19 - Quiz

Ik begrijp de hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden!
A
Ja
B
Nee
C
Bijna!

Slide 20 - Quiz

Ik begrijp de koppelwerkwoorden!
A
Ja
B
Nee
C
Bijna!

Slide 21 - Quiz