Overzicht thema 4

Thema 4
Voeding en vertering
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema 4
Voeding en vertering

Slide 1 - Slide

Bs1: Voedsel

Slide 2 - Slide

Enzymen
  • Enzymen zijn eiwitten die een reactie versnellen. stofwisselingsprocessen (fotosynthese, verbranding, assimilatie)
  • Enzymen worden niet verbruikt
  • Enzymen werken specifiek: ze werken maar voor 1 soort stof

Slide 3 - Slide

Enzymen
  • Enzymactiveit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt
  • de temperatuur beïnvloed de enzymactiviteit volgens een optimumkromme
  • de zuurgraad beïnvloed de enzymaciviteit

Slide 4 - Slide

Enzymen
  • In veel verteringssappen zitten enzymen.
  • Dit zijn stofjes die de moleculen kunnen 'knippen' in kleinere stukjes.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Enzymen hebben drie eigenschappen:

  • Een enzym past door zijn vorm precies op één soort voedingsstof, zoals een sleutel in een slot past.
  • Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur. Onder de minimumtemperatuur werkt het enzym niet. Wordt de temperatuur hoger, dan gaan de enzymen steeds sneller werken. Bij de optimumtemperatuur  werkt het enzym het snelst of optimaal. Als de temperatuur nóg hoger wordt, gaan enzymen vervormen, waardoor ze steeds minder goed op de voedingsstof passen. Boven de maximumtemperatuur zijn alle enzymen stuk en werken ze helemaal niet meer.
  • Enzymen zijn gevoelig voor de zuurgraad. Net als bij de temperatuurgevoeligheid werkt een enzym het best bij de optimumzuurgraad. Het enzym in speeksel werkt niet goed in de maag doordat het maagsap erg zuur is.







Slide 7 - Slide

Conserveren van voedsel
Voedsel zo bewerken dat het langer houdbaar is
  • De omstandigheden worden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt OF
  • Er worden additieven aantoegevoegd (conserveermiddelen, kleur-, geur- of smaakstoffen)

Slide 8 - Slide

levensvoorwaarden micro-organismen


  • Lucht (zuurstof)
  • Water


Slide 9 - Slide

Bs2: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 10 - Slide

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  • Voedingsmiddelen: alle producten die je eet of drinkt
  • Voedingsstoffen: de stoffen in voedingsmiddelen die het lichaam opneemt

Slide 11 - Slide

Voedingsstoffen
  • Bouwstoffen: nodig voor de vorming van cellen enweefsels
  • Brandstoffen: Leveren energie voor beweging, het op peil houden van de lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel
  • Reservestoffen: stoffen die zijn opgeslagen in het lichaam
  • Beschermende stoffen: stoffen die ervoor zorgen dat je niet ziek wordt.

Slide 12 - Slide

Voedingsvezel
Belangrijk voor de darmpersistaltiek
Krijg te te weinig vezels binnen dan kun je moeilijker poepen (kans op aambeien!!)

Slide 13 - Slide

Functies voedingsstoffen
Eiwitten
  • Bouwstoffen en Brandstoffen
  • Eiwitten kunnen niet als reservestof dienen, heb je teveel dan plas je dat uit in de vorm van ureum!
  • Kwark bevat veel eiwit

Slide 14 - Slide

Functies voedingsstoffen
Koolhydraten
  • Brandstof, bouwstof, reservestof
  • vb.: glucose, suikers, zetmeel
  • Deel van de koolhydraten wordt omgezet in glycogeen (opslag in lever en spieren)
  • Een teveel aan opgenomen koolhydraten wordt omgezet in  vet en opgelsagen

Slide 15 - Slide

Functies voedingsstoffen
Vetten
  • Bouwstoffen, brandstoffen en reserve stoffen
  • Een teveel wordt opgeslagen
  • Een teveel aan verzadigde vetten kan leiden tot hart- en vaat ziekten

Slide 16 - Slide

Functies voedingsstoffen
Water
  • Bouwstoffen
  • Belangrijk bij vervoer van stoffen in het lichaam
  • Water wordt niet opgeslagen maar uitgeplast

Slide 17 - Slide

Functies voedingsstoffen
Mineralen
  • Bouwstoffen en beschermende stof
  • vb: calcium (beenderen), ijzer (hemoglobine in het bloed)

Slide 18 - Slide

Functies voedingsstoffen
Vitamines
  • Bouwstoffen en beschermende stoffen
  • Worden aangegeven met een letter (vit A, vit B, enz)

Slide 19 - Slide

Bs3: Voeding en leefstijl

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Adviezen voor een gezonde leefstijl
  • eet gevarieerd
  • eet  niet te veel en beweeg voldoende
  • eet weinig verzadigd vet
  • eet veel groente, fruit en volkorenbrood
  • ga veilig met je voedsel om (hygiëne)

Slide 22 - Slide

Grondstofwisseling
De stofwisseling van een lichaam in rust noem je de grondstofwisseling (dus als je slaapt)
Je verbruikt dan de minste energie

Slide 23 - Slide

Grondstofwisseling
De grondstofwisseling is afhankelijk van:
  • Geslacht
  • Leeftijd
  • Lengte
  • Lichaamsgewicht
  • Milieutemperatuur

Slide 24 - Slide

Koudbloedig
Koudbloedig: lichaamstemperatuur is gelijk aan de omgevingstempeeratuur.
  • Is het koud, dan heeft het dier geen activiteit -> lage grondstofwisseling, dier is niet actief
  • Wordt het warmer dan gaat de grondstofwisseling toenemen, dier wordt actiever

Slide 25 - Slide

Warmbloedig
Warmbloedig: constante lichaamstemperatuur
  • Is het koud, dan neemt de grondstofwisseling toe om de lichaamstemperatuur op peil te houden
  • Is het warm, dan neemt de grondstofwisseling af

Slide 26 - Slide

Bs4: Het verteringsstelsel

Slide 27 - Slide

Vertering
  • Het omzetten van voedinsstoffen die niet door de darmwand heen in het bloed kunnen worden opgenomen, in verteringsproducten die wel in het bloed kunnen worden opgenomen
  • Eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten
  • NIET verteerd: glucose, mineralen, vitamines en water

Slide 28 - Slide

Verteringssappen
  • Worden gemaakt door verteringsklieren
  • Bevatten enzymen

Slide 29 - Slide

Darmperistaltiek
  • Het afwisselend samentrekken en ontspannen van kringspieren en lengte spieren in de darmwand
  • Functie:
  •        voedselbrij verplaatsen
  •        kneden
  •        mengen met verteringssappen

Slide 30 - Slide

Bs5: De organen voor vertering

Slide 31 - Slide

verteringsstelsel

Slide 32 - Slide

Mondholte
  • Functie: Fijnmaken van voedsel + voedsel mengen met speeksel
  • Verteringssap: Speeksel
  • Functie verteringssap: Verteren van zetmeel, doden deel bacteriën, voedsel glijbaar maken

Slide 33 - Slide

Slokdarm
  • Functie: Vervoer voedsel van mond naar maag
  • Verteringssap: -
  • Functie verteringssap: -

Slide 34 - Slide

Maag
  • Functie: Vertering voedsel + tijdelijke opslag voedsel
  • Verteringssap: Maagsap
  • Functie verteringssap: Doden bacteriën + verteren van eiwitten

Slide 35 - Slide

Lever
  • Functie: o.a. Productie gal
  • Verteringssap: Gal
  • Functie verteringssap: Emulgeren van vetten (vet in kleine druppels verdelen)

Slide 36 - Slide

Alvleesklier
  • Functie: o.a. produceren alvleessap
  • Verteringssap: Alvleessap
  • Functie verteringssap: Verteren van eiwitten, koolhydraten, vetten

Slide 37 - Slide

Twaalfvingerige darm
  • Functie: Vervoer van maag naar dunne darm  + toevoegen van gal en alvleessap
  • Verteringssap: -
  • Functie verteringssap: -

Slide 38 - Slide

Dunne darm
  • Functie: Verteren van voedsel + opnamen van voedingsstoffen in het bloed
  • Verteringssap: Darmsap
  • Functie verteringssap: Verteren van eiwitten en koolhydraten

Slide 39 - Slide

Blinde darm
  • Functie: -
  • Verteringssap: -
  • Functie verteringssap: -

Slide 40 - Slide

Dikke darm
  • Functie: Water opnemen in het bloed
  • Verteringssap:
  • Functie verteringssap:

Slide 41 - Slide

Endeldarm
  • Functie: Verzamelplaats voor onverteerbare resten 

Slide 42 - Slide

Verteringssappen en wat ze verteren

  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: eiwitten
  • Gal: vetten emulgeren
  • Alvleessap: Eiwitten, koolhydraten en vetten
  • Darmsap: Eiwitten, koolhydraten

Slide 43 - Slide

Bs.6 Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 44 - Slide

B6: Planteneters, vleeseters en alleseters


Th4: Voeding en vertering

Gebit, Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 45 - Slide

Planteneter
  • Darmkanaal is in verhouding tot de lichaamslengte lang
  • Kiezen zijn plooikiezen -> fijnmalen plantaardig voedsel
  • Hoektanden ontbreken

Slide 46 - Slide

Vleeseters
  • Darmkanaal  in verhouding tot de lichaamslengte kort
  • Kiezen zijn knipkiezen -> vlees in kleine stukjes 'knippen'
  • Hoektanden spits en scherp

Slide 47 - Slide

Alleseters
  • Darmkanaal in  in verhouding tot de lichaamslengte middellang
  • Kiezen zijn knobbelkiezen -> 'knippen' en malen
  • Hoektanden altijd aanwezig

Slide 48 - Slide

kies/tand

kroon en wortel ( 10, 11)

  1. glazuur
  2. tandholte
  3. tandvlees
  4. tandbeen
  5. cement
  6. wortelvlies
  7. kaakbeen
  8. zenuw
  9. bloedvat

Slide 49 - Slide

Tandplak
  • dun laagje op tanden en kiezen: bacteriën, etensresten en speeksel
  • Gevolgen:
  • bacteriën zetten suikers om in zuren
  • zuur lost glazuur op --> gaatjes --> tanderosie
  • bacteriën kunnen tandvleesontsteking veroorzaken
  • tandplak kan tandsteen worden --> verwijderen door tandarts

Slide 50 - Slide