2HV les verbes en -re

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Ik kan de werkwoorden op -re in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd vervoegen. 

Slide 2 - Slide

vendre (présent)
je vends
tu vends
il vend
elle vend
on vend
nous vendons
vous vendez
ils vendent
elles vendent
verkopen (tegenwoordige tijd)
ik verloop
jij verkoopt
hij verkoopt
zij verkoopt
wij verkopen, men verkoopt
wij verkopen
jullie verkopen, u verkoopt
zij verkopen (m)
zij verkopen (v)

Slide 3 - Slide

FA
vendre
entendre
répondre
rendre
attendre
perdre
descendre
NE
verkopen
horen
antwoord geven
teruggeven
wachten op
verliezen
uitstappen, naar beneden gaan

Slide 4 - Slide

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes:
>Il répond< à mon mail.
A
Hij antwoordt
B
Hij hoort

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes:
>J'attends< le métro.
A
Ik verlies
B
Ik wacht op

Slide 6 - Quiz

Vertaal de woorden tussen haakjes. Kies uit de ww: horen, wachten, uitstappen. >Ils déscendent< à Paris.

Slide 7 - Open question

Vertaal de woorden tussen haakjes. Kies uit de ww: horen, wachten, uitstappen. >Vous entendez< ça.

Slide 8 - Open question

Vertaal de woorden tussen haakjes. >Verkoop je< tomates?
A
Tu vends
B
Tu vend

Slide 9 - Quiz

Vertaal de woorden tussen haakjes. >Zij verliest< sa patience.
A
Elle perds
B
Elle perd

Slide 10 - Quiz

Vertaal de woorden tussen haakjes. Kies uit de ww: entendre, répondre, rendre: >Wij horen< rien.

Slide 11 - Open question

Vertaal de woorden tussen haakjes. Kies uit de ww: entendre, répondre, rendre: >Ik geef antwoord< à ton mail.

Slide 12 - Open question

De voltooide tijd
J'ai attendu le train = Ik heb op de trein gewacht

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden op -re eindigt
op -u.

Tip: kijk goed of je het hulpwerkwoord zijn (être) of hebben (avoir) moet gebruiken!

Slide 13 - Slide

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes.
>Ik heb gewacht< sur toi.
A
j'ai attendu
B
je suis attendu

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de woorden tussen haakjes.
>Wij hebben verloren< quelque chose.
A
vous avez perdu
B
nous avons perdu

Slide 15 - Quiz

Vertaal de woorden tussen haakjes. Kies uit de ww: perdre, vendre, répondre: >Zij hebben geantwoord<.

Slide 16 - Open question

Vertaal de woorden tussen haakjes. Kies uit de ww: perdre, vendre, répondre: >Ik heb verloren< mon sac.

Slide 17 - Open question

Leerdoel
Ik kan de werkwoorden op -rein de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd vervoegen.

Des questions? 

Slide 18 - Slide