T7 Duurzaam leven

Thema 7 Duurzaam leven
Milieu: 
leefklimaat van mens, dier en plant


1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 360 min

Items in this lesson

Thema 7 Duurzaam leven
Milieu: 
leefklimaat van mens, dier en plant


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 1 De mens en het milieu
  • Milieu: omgeving waarin de mens leeft.
  • Bestaat uit:
    * lucht
    * water
    * bodem 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Milieuproblemen
  • Vervuiling
  • Uitputting van de bodem, energiebronnen, etc.
  • Aantasting omgeving
  • Overbevolking
  • Verdwijnen biodiversiteit
  • Ontbossing
  • Klimaatverandering 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Op welke manieren gebruikt de mens het milieu?
A
Zuurstof en voedsel
B
Voor recreatie
C
Energie
D
A, B en C zijn juist

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

De mens is van het milieu afhankelijk, onder andere doordat het milieu grondstoffen en zuurstof levert.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 2 Voedselproductie
  • Landbouw:
    * Akkerbouw
    * Tuinbouw
    * Veeteelt
  • Bemesting:
    * Kunstmest
    * Stalmest 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bestrijdingsmiddelen
  • Biologische bestrijdingsmiddelen: inzetten van natuurlijke vijanden
  • Pesticiden: selectief en niet-selectieve varianten.
  • Accumulatie (= het langzaam opslaan van materiaal of bijvoorbeeld energie, met als doel het op een later tijdstip weer te gebruiken).

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn pesticiden?
A
Chemische producten die als gif worden gebruikt voor ongewenste insecten
B
Chemische producten die het groeiproces van het maïs versnellen
C
Chemische producten die gewassen beschermen tegen extreme droogtes

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Genetische modificatie
Genetische modificatie is een techniek om de eigenschappen van een plant, dier of micro-organisme aan te passen door een stukje DNA van het ene organisme over te brengen naar een ander organisme.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Genetische modificatie
  • Een organisme veranderen.
  • Organisme met veranderde genen heten gm-organismen of transgeen organismen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is genetische modificatie?
A
Het bestrijden van ziektes met bestrijdingsmiddelen die slecht zijn voor het milieu.
B
Het gebruik van kunstmest zodat planten sneller groeien.
C
Het telen van plantenrassen die beter zijn voor onze gezondheid.
D
Het veranderen van erfelijke eigenschappen van planten of dieren.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar over genetische modificatie?
A
Dat is hetzelfde als een mutatie
B
Dit is alleen toegestaan bij planten
C
Hiermee kunnen bacteriën bestreden worden
D
Daarbij wordt erfelijk materiaal van een andere soort ingebracht in het DNA

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Veredeling of Genetische Modificatie?
A
Veredeling
B
Genetische Modificatie

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Wat is
"het klimaat"?

A
Het verschil tussen zomer en winter
B
De temperatuur en regenval over een lange periode
C
Het verschil van temperatuur tussen dag en nacht

Slide 14 - Quiz

Antwoord is D, lange periode
A en C zijn variaties in korte periode, het gaat over het weer
B klimaat en weer zijn de condities van de atmosfeer. CO2 beïnvloedt het klimaat.

NB: Wat is atmosfeer??
Simpel gezegd is de atmosfeer de “lucht om de aarde die de aarde scheidt van de ruimte”.

Hoe beïnvloedt de
mens het klimaat?
Meer antwoorden
zijn goed.
A
Door te fietsen en door windenergie te gebruiken
B
Door zeespiegelstijging en bloemen te plukken
C
Door CO2 en andere broeikasgassen uit te stoten
D
Door lava en gas uit te stoten

Slide 15 - Quiz

Antwoorden zijn A en C
A – door te fietsen en windenergie te gebruiken hebben we een positieve invloed op het klimaat
B – zeespiegelstijging is een gevolg van klimaatverandering (het wordt warmer, en daardoor smelten bijvoorbeeld gletsjers), bloemen plukken heeft niet echt effect (bomen kappen wel)
D – dit doet een volkaan, niet te mens

Waarom is bioaccumulatie voornamelijk een probleem voor dieren aan de top van de voedselketen?
A
Omdat die dieren veel eten
B
Omdat het gif niet kan afbreken
C
Omdat de top van de voedselketen veel dieren bevat
D
Omdat er meer gif in vlees zit dan in planten

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 3 Landbouw in Nederland
  • Monocultuur: akkerbouwers die maar één soort gewas verbouwen.
  • Intensieve veehouderij: weinig grond en veel dieren.
  • Tuinbouw: tuinbouw in de open grond, glastuinbouw, biologische tuinbouw. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is CO2?
Weet jij precies wat CO2 is?
En wat het doet voor ons milieu?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat kun je beter niet doen als je duurzaam probeert te leven?
A
Reizen met het vliegtuig
B
Minder nieuwe kleren kopen
C
Korter douchen
D
Verwarming lager zetten

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Waarom worden er in monoculturen vaak veel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt?
A
Omdat er meer voedsel geproduceerd moet worden
B
Omdat de biodiversiteit heel hoog is
C
Omdat de kans op ziekten en plagen groot is
D
Omdat monoculturen minder water nodig hebben

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 4 Energie
  • Fossiele brandstoffen: aardgas, aardolie en steenkool. Ontstaan uit dode resten van planten en dieren. 
  • Kernenergie: ontstaat door het splitsen van atoomkernen.
  • Duurzame energie: zonne-energie, windenergie, waterkracht, energie uit biomassa.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Waarom noemen we windenergie en zonne-energie "duurzame energie"?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Basisstof 5 Klimaat
  • Broeikaseffect: het tegenhouden van de warmte-uitstraling.
  • Versterkt broeikaseffect: door de verbranding van fossiele brandstoffen neemt de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer toe, hierdoor neemt het broeikaseffect toe. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is het gevolg van het broeikaseffect op het zeeniveau in Nederland?
A
Het zeeniveau blijft hetzelfde
B
Het zeeniveau daalt
C
Het zeeniveau stijgt
D
Er zijn eigenlijk geen gevolgen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Vormen van duurzame energie zijn: energie uit biomassa, energie uit waterkracht en windenergie.
Welke vormen van duurzame energie worden in Nederland vooral gebruikt?
A
Energie uit biomassa en energie uit waterkracht.
B
Energie uit biomassa en windenergie.
C
Energie uit waterkracht en windenergie.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Het broeikaseffect is goed en het versterkte broeikaseffect is slecht!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

het broeikaseffect wordt veroorzaakt door....
A
koolstofdioxide
B
zwaveldioxide
C
stikstofoxiden
D
raketbrandstof

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen fossiele brandstof?
A
Aardolie
B
Aardgas
C
CO²
D
Steenkool

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Fossiele brandstoffen zijn ontstaan uit
A
Plantenresten
B
Dierenresten
C
Planten- en dierenresten
D
De fabriek

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Het broeikaseffect is het opsluiten van hitte in de atmosfeer. Wat is niet waar over het broeikaseffect?
A
Door het broeikaseffect blijft de temperatuur stijgen waardoor er in de toekomst geen winters meer zijn
B
De hitte wordt opgesloten door broeikasgassen; met name C02 en de damp van H2O
C
Zonder het broeikaseffect zou er geen leven op aarde mogelijk zijn
D
Mensen voegen teveel kooldioxide aan de atmosfeer toe waardoor de temperatuur blijft stijgen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
Teveel 
CO2
gemiddeld 2 graden warmer
Klimaatverandering
Zonder dit is het -18 graden op aarde
Zeespiegelstijging
Natuurlijke verwarming
De zon als motor
De mens als motor

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Basisstof 6 Het water
  • Zelfreinigend vermogen van water: oppervlaktewater is in staat zichzelf te reinigen van de organische afvalstoffen.
  • Waterbloei: voor vermesting kunnen sommige waterplanten enorm uitbreiden. daarbij verdringen ze andere waterplanten. Door sterke algengroei krijgt het water een groene kleur. Vooral door een overvloed aan fosfaat en nitraat ontstaat waterbloei. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Waterzuivering

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 7 Uitstoot en afval
  • Lucht: fijnstof
  • Bodem : bodemsanering het schoonmaken van vuile grond.
  • Afval: 
    * recycling
    * composteren
    * verbranden
    * storten

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Het afval in de afbeelding is ........afval.
A
biologisch afbreekbaar
B
niet biologisch afbreekbaar

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Afval dat door bacteriën en schimmels kan worden afgebroken, is ..........afval.
A
biologisch afbreekbaar afval
B
niet biologisch afbreekbaar afval
C
Zowel biologisch als niet biologisch afbreekbaar

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Tegenwoordig veroorzaken de activiteiten van de mens vaak milieuproblemen. Dit ontstaat doordat de mens stoffen aan het milieu toevoegt die leiden tot vervuiling of doordat er zoveel stoffen worden ontrokken worden dat er sprake is van uitputting. Door vervuiling en uitputting vindt aantasting van het milieu plaats. 
milieuproblemen
aantasting
uitputting
vervuiling

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Van de schakeling bamboeplant-> pandabeer-> bacteriën en schimmels kan je een piramide maken. Wie staat er dan op plek S?
A
Bamboe
B
Pandabeer
C
Bacteriën en Schimmels.
D
Dat kan alle drie

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Veel plantensoorten groeien niet goed op stikstofarme grond.
Waaraan hebben deze plantensoorten gebrek?
A
Koolhydraten
B
Koolstofdioxide
C
Mineralen
D
Water

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

In welke schakel van deze voedselketen is de totale hoeveelheid energierijke stoffen het grootst? Of is de hoeveelheid energierijke stoffen even groot in alle drie de schakels?
A
De hoeveelheid energierijke stoffen is het grootst in de bamboeplanten.
B
De hoeveelheid energierijke stoffen is het grootst in schimmels en bacteriën.
C
De hoeveelheid energierijke stoffen is het grootst in de pandaberen.
D
De hoeveelheid energierijke stoffen is even groot.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions