15-4-2025: grammatica

Aan het eind van deze week:
- kan je de persoonsvorm en zinsdelen van een zin vinden; 
- weet je hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden;
- kun je het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden;
- kun je het lijdend voorwerp in een zin vinden;
- kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden.



1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze week:
- kan je de persoonsvorm en zinsdelen van een zin vinden; 
- weet je hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden;
- kun je het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden;
- kun je het lijdend voorwerp in een zin vinden;
- kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden.



Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoordelijk gezegde?

Slide 2 - Open question

Grammatica zinsdelen
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?

Maak jij je veters goed vast voor de wandeling?

Slide 3 - Open question

Tijdens de vakantie wordt Amsterdam overspoeld door toeristen.
Wat is de pv?
A
tijdens
B
wordt
C
Amsterdam
D
toeristen

Slide 4 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

De docent heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd
A
De juf
B
de betekenis
C
het meewerkend voorwerp
D
mij

Slide 5 - Quiz

Mijn hond heeft een stuk uit de bank gebeten.
Wat is de pv?
A
hond
B
heeft
C
een
D
gebeten

Slide 6 - Quiz

Maak zelf een zin met een meewerkend voorwerp. Zet het meewerkend voorwerp in hoofdletters.

Slide 7 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin:

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.


Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp?

Ik wil me straks omkleden.

Slide 9 - Open question

Wat is het
lijdend voorwerp?

Slide 10 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

Zij heeft dat al gedaan.

Slide 11 - Open question

Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd.
Wat is het mv?

A
Het vakantiewerk
B
heeft
C
ons
D
vijftig euro

Slide 12 - Quiz

Die overtreding kostte hem de gele kaart.
Wat is het mv?
A
Die overtreding
B
kostte
C
hem
D
de gele kaart

Slide 13 - Quiz

wat is het mv?
Mijn moeder bakt een lekker brood.

Slide 14 - Open question

wat is het mv?
Ik geef je morgen de antwoorden van het huiswerk.

Slide 15 - Open question

meewerkend voorwerp
Haar moeder
een lange preek.
gaf
haar

Slide 16 - Drag question

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 17 - Drag question

meewerkend voorwerp
Het meisje
al
had
de uitnodigingen voor het feest
aan de hele klas
gegeven.

Slide 18 - Drag question

meewerkend voorwerp
Het meisje
elke dag
brengt
haar paard
hooi.

Slide 19 - Drag question

meewerkend voorwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 20 - Drag question

De vragen naar de bijwoordelijke bepaling ....
  • waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  • wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  • hoe = bijwoordelijke bepaling van reden
  • waarom = bijwoordelijke bepaling van reden
  • Ook woorden als: niet, misschien, natuurlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Slide 21 - Slide

Weet je nu:
- Hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden en zinsdelen kunt vinden?
- Hoe je het onderwerp van een zin kunt vinden? 
- Hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden? 
- Hoe je het lijdend voorwerp in een zin kunt vinden? 
- Hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden? 

Morgen: lezen in je leesboek










Huiswerk: 
Grammatica zinsdelen paragraaf 8: Lijdend voorwerp
bladzijde 214 en 215
  • Opdracht 1 t/m 4
Grammatica zinsdelen paragraaf 9: Meewerkend voorwerp
werkblad
  • Opdracht  1 t/m 6

Schrijf op in je agenda!

Slide 22 - Slide