Middle Management-10 les 4

• Praktische economie
• Vocational Education

Welkom bij MM-10 les 4

Doel van de les

De contingentietheorie van Fiedler

De theorie van Hersey en Blanchard

De contingentietheorie van Fiedler

De theorie gaat er van uit dat effectieve groepsprestaties afhangen van:

• De afstemming van de stijl van leidinggeven

• De mate waarin de leider in de gegeven situatie ruimte heeft/krijgt om leiding te geven.

Effectiviteit van een leiderschapsstijl hangt af van situatie:

Relatie tussen de leider en de groep

De relaties tussen de groepsleden en de leider kunnen loyaal en coöperatief zijn en dan is er sprake van een voor de leider gunstige situatie. 

Maar ze kunnen ook gekenmerkt worden door competitie en conflicten, hetgeen ongunstig voor de leider.

Aard van het werk

De structuur van de taak die door de groep moet worden uitgevoerd. Een duidelijke taakstructuur kenmerkt zich door: 

• Een vaststaand doel, 
• Weinig wegen waarlangs dat doel bereikt kan worden en 
• Een eenvoudige bepaling of vastgestelde oplossingen voor eventuele problemen correct zijn (zoals eenvoudige montagetaken). 

De formele macht van de leider

De mate waarin de leider beschikt over machtsbronnen (zaken waaraan de leider macht onttrekt zoals persoonlijkheid, competenties en formele positie).

Wat verstaat Fiedler niet onder situatie?

1. Relatie tussen de leider en de groep
2. Aard van het werk
3. De formele macht
4. De onformele macht

De relaties tussen de groepsleden en de leider kunnen loyaal en coöperatief zijn dan is er sprake van

1. Een gunstige situatie voor de leider
2. Een niet gunstige situatie voor de leider

Theorie van Hersey en Blanchard

de effectiviteit van de stijl van het leidinggeven hangt af van de situatie; 

in het bijzonder de "taakvolwassenheid" van de medewerker aan wie men leiding geeft.

4 niveaus van taakvolwassenheid van de medewerkers

M3 Bekwaam en niet gemotiveerd	M2 Onbekwaam en gemotiveerd
M4 Bekwaam en gemotiveerd	M1 Onbekwaam en niet gemotiveerd

Theorie van Hersey en Blanchard

Telling in de Nederlandse taal is:

1. Overtuigen
2. Participatie
3. Instrueren
4. Delegatie

De leider geeft een toelichting op zijn besluiten en hoort de mederwerkers aan.

1. Telling
2. Selling
3. Participating
4. Delegating

De leider delegeert het nemen van besluiten aan zijn medewerkers

1. Telling
2. Selling
3. Participating
4. Delegating

Opdracht

Maak de vragen van 

hoofdstuk 3 maken in 

de reader van MM-10 

op blz 17