doel-middel, vergelijking, voorwaarde

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 34
next
Slide 1: Slide
LessonUpMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Dit weet je al: 

Slide 2 - Slide

Je leert: 
In een tekst herkennen:
  • doel-middel
  • vergelijking
  • voorwaarde

Slide 3 - Slide

blz. 35

Slide 4 - Slide

Type hier een titel
doel- middelverband
* geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald 
   doel te bereiken


* signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van,  
   met behulp van

Slide 5 - Slide

Type hier een titel
doel-middel

Slide 6 - Slide

Type hier een titel
Voorbeelden doel-middel
Ik heb mijn wekker gezet, opdat ik op tijd op school ben. 

Ze beantwoordde de vragen met behulp van het woordenboek.

Slide 7 - Slide

Type hier een titel
Voorbeelden doel-middel
Ik heb mijn wekker gezet, opdat ik op tijd op school ben. 

doel: op tijd op school
middel: wekker zetten

Slide 8 - Slide

Type hier een titel
Voorbeelden doel-middel
Ze beantwoordde de vragen met behulp van het woordenboek.

doel:      vragen beantwoorden
middel: het woordenboek

Slide 9 - Slide

Type hier een titel
vergelijking/vergelijkend verband
* Laat een verschil of een overeenkomst zien.


* signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals- ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enz. dan

Slide 10 - Slide

Type hier een titel
vergelijking
Je vergelijkt: wat hebben ze gelijk of waarin verschillen ze?

Slide 11 - Slide

Type hier een titel
 voorbeelden vergelijkend verband
In vergelijking met vorig jaar is het weer nu veel koeler.

vergelijking:                     vorig jaar en nu
wat wordt vergeleken: het weer

Slide 12 - Slide

Type hier een titel
 voorbeelden vergelijkend verband
Mijn broertje houdt net als ik van voetbal.

vergelijking:                     broertje en ik
wat wordt vergeleken: voetbal

Slide 13 - Slide

Type hier een titel
voorwaarde/voorwaardelijk verband
* Maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.


* signaalwoorden: als (...dan), indien, tenzij, wanneer, mits

Slide 14 - Slide

Type hier een titel
voorwaarde/voorwaardelijk verband

Slide 15 - Slide

Type hier een titel
 voorbeelden voorwaardelijk verband
We sporten buiten tenzij het regent.

voorwaarde:                   geen regen
gevolg:                             buiten sporten

Slide 16 - Slide

Type hier een titel
 voorbeelden voorwaardelijk verband
Je mag de toets herkansen mits je het aanvraagformulier invult.

voorwaarde:               aanvraagformulier invullen
gevolg:                          je mag de toets herkansen

Slide 17 - Slide

timer
0:20
doel-middel
vergelijking
voorwaarde
Geeft aan welk middel er wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Laat een verschil of een overeenkomst zien.
Maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.

Slide 18 - Drag question

Zij is net zo creatief als haar moeder.
Welke tekstverband?

A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde

Slide 19 - Quiz

Zij is net zo creatief als haar moeder.
Welk signaalwoord?

A
net
B
net als
C
zo

Slide 20 - Quiz

Type hier een titel
  vergelijkend verband
Ze is net zo creatief als haar moeder.

vergelijking:                     ze - haar moeder
wat wordt vergeleken: creativiteit

Slide 21 - Slide

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Welke tekstverband?

A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde

Slide 22 - Quiz

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Wat is het signaalwoord?

A
oefen
B
elke dag
C
zodat

Slide 23 - Quiz

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Wat is het doel?

A
elke dag oefenen
B
beter worden in muziek
C
gitaar

Slide 24 - Quiz

"Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter kan worden in muziek."
Wat is het middel?

A
elke dag oefenen
B
beter worden in muziek
C
elke dag gitaar oefenen

Slide 25 - Quiz

Type hier een titel
  doel-middelverband
Ik oefen elke dag gitaar, zodat ik beter word in muziek.

doel:                     beter worden in muziek
middel (hoe):    elke dag gitaar oefenen

Slide 26 - Slide

Indien je de woorden goed leert, zal je de woordenschattoets goed maken.
Welke tekstverband?

A
doel-middel
B
vergelijking
C
voorwaarde

Slide 27 - Quiz

Indien je de woorden goed leert, zal je de woordenschattoets goed maken.
Welk signaalwoord?

A
indien
B
goed
C
woordenschat

Slide 28 - Quiz

Type hier een titel
  voorwaardelijk verband
Indien je de woorden goed leert, zal je de woordenschattoets goed maken.

voorwaarde:    woorden goed leren
gevolg:             woordenschattoets goed maken

Slide 29 - Slide

Maken: opdr. 1-blz. 35
timer
10:00

Slide 30 - Slide

antw. opdracht 1 blz. 35
timer
5:00

Slide 31 - Slide

Maken: opdr. 2-blz. 36
timer
10:00

Slide 32 - Slide

antw. opdracht 2 bldz. 36
timer
5:00

Slide 33 - Slide

Je leert: 
In een tekst herkennen:
  • doel-middel
  • vergelijking
  • voorwaarde

Slide 34 - Slide