Actieve en passieve zinnen, het handelend voorwerp

Actief vs passief
Zinsontleding
1 / 56
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Actief vs passief
Zinsontleding

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kan je ...
  1. actieve en passieve zinnen van elkaar onderscheiden.
  2. actieve zinnen omzetten naar passieve zinnen.
  3. passieve zinnen omzetten naar actieve zinnen.
  4. het handelend voorwerp aanduiden in een zin.

Slide 2 - Slide

Deel 1
Actieve en passieve zinnen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Kenmerken van een actieve zin
Het onderwerp is actief; doet iets!

Voorbeeld: Moshe, Bilal en Ousmane maken grappen en zorgen voor sfeer.

Slide 5 - Slide

Kenmerken van een actieve zin
In actieve zinnen voert het onderwerp van de zin de handeling uit. Dit kan zowel een persoon als een voorwerp zijn.

Voorbeeld: Moshe, Bilal en Ousmane maken grappen en zorgen voor sfeer.
--> 'Moshe, Bilal en Ousmane' = onderwerp
--> 'M, B en O' = voert de handeling (= grappen maken) uit.

Slide 6 - Slide

Waarom gebruik je actieve zinnen?
 Ze zijn makkelijker te lezen.
Ze zijn duidelijker.
Meestal zijn ze ook korter.
Ze zijn overtuigender.

Slide 7 - Slide

Kenmerken van een passieve zin
Het onderwerp is passief: het ondergaat de handeling.
De PV is altijd een vorm van worden/zijn (hulpww.).
Er staat een voltooid deelwoord in.
Er staat (vaak) een zinsdeel in met 'door'.

Voorbeeld: Grappen worden door Moshe, Bilal en Ousmane gemaakt.

Slide 8 - Slide

Hoe herken je een passieve zin?

Slide 9 - Mind map

Passieve zin
De hond wordt gewassen door Atta en Zinildo.
'De hond' is het onderwerp, maar 'Atta en Zinildo' voeren de handeling (wassen) uit.

De hond wordt vervolgens met een handdoek afgedroogd door Hajar.
'De hond' is het onderwerp, maar 'Hajar' heeft de handeling (afdrogen) uitgevoerd.

Let op: Als je een lange tekst schrijft, gebruik je 't best niet te veel passieve zinnen. Die maken je tekst namelijk heel zwaar en afstandelijk voor de lezer.

Slide 10 - Slide

Actief 
Atta en Zinildo wassen de hond. 
Passief
De hond wordt gewassen door Atta en Zinildo. 




Slide 11 - Slide

Geef een eigen voorbeeld van een passieve zin.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Is de zin actief of passief?

Slide 14 - Slide

Hajar en Farah zoeken hun crush op.
A
Actief
B
Passief

Slide 15 - Quiz

De tickets voor Esthers concert worden door veel leerlingen gekocht.
A
Actief
B
Passief

Slide 16 - Quiz

Maty, Mary en Rachel geven veel complimenten.
A
Actief
B
Passief

Slide 17 - Quiz

Fadi vindt voetballen geweldig.
A
Actief
B
Passief

Slide 18 - Quiz

Telefoonnummers worden door de leerlingen uitgewisseld om contact te houden.
A
Actief
B
Passief

Slide 19 - Quiz

Mevrouw Somers wordt meestal door haar leerlingen gewaardeerd.
A
Actief
B
Passief

Slide 20 - Quiz

Ik heb de evaluatie goed gemaakt.
A
Actief
B
Passief

Slide 21 - Quiz

Door alle leerlingen is de evaluatie goed gemaakt.
A
Actief
B
Passief

Slide 22 - Quiz

Alle evaluaties zijn nagekeken door de leerkracht.
A
Actief
B
Passief

Slide 23 - Quiz

De leerkracht heeft alle taken beoordeeld.
A
Actief
B
Passief

Slide 24 - Quiz

Zet actief om naar passief:
De jongens stelen de bal.

Slide 25 - Open question

Zet actief om naar passief:
De klasgroep TCO maakt de nieuwe opdracht.

Slide 26 - Open question

Zet actief om naar passief:
Zayneb verbetert haar fouten.

Slide 27 - Open question

Zet de passieve zin om naar een actieve:
Een liedje wordt door hem gezongen.

Slide 28 - Open question

Zet de passieve zin om naar een actieve:
De zware boekentas werd gedragen door Yara.

Slide 29 - Open question

Aan de slag!
Ga naar 'Taalstudie: handelend voorwerp en Actieve en passieve zinnen (p.258-259)'.
Maak de basisoefeningen 1 + 2.

Slide 30 - Slide

Deel 2
Het handelend voorwerp (HV)

Slide 31 - Slide

Het handelend voorwerp
In passieve zinnen kan er een handelend voorwerp voorkomen om duidelijk te maken wie of wat de handeling uitvoert. Opgelet: niet elke passieve zin heeft een HV!


De klas werd 's avonds afgesloten door de leraar. (= HV)
De klas werd 's avonds afgesloten. (= zonder HV)

Slide 32 - Slide

Kenmerken van het HV

- Het begint altijd met het voorzetsel 'door'.
- Het komt alleen maar voor in een passieve zin.
- Het maakt duidelijk wie/wat de handeling uitvoert.
- Het HV van de passieve zin is het onderwerp van de actieve zin.
Voorbeeld:
De grappen worden gemaakt door Bilal, Moshe en Ousmane. (= passieve zin)
 --> B, M en O maken de grappen. (= actieve zin)

Slide 33 - Slide

Hoe vind je het HV?

Stel in een passieve zin de vraag:
Door wie/wat + o + wwg?

Voorbeeld:
Door wie/ wat werd de klas afgesloten?
door de leraar (= hv)

Slide 34 - Slide

Aan de slag!
Ga naar ' Actieve en passieve zinnen - Het handelend voorwerp' (p. 259).
Maak de oefeningen 3 + 4.

Slide 35 - Slide

Heb je de leerstof begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Herhaling: de voorwerpen in een zin

Slide 37 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
uit een zin

Slide 38 - Quiz


Wat is een lijdend voorwerp?
A
iets dat ontbrekende info over de handeling geeft
B
iets of iemand die de handeling uitvoert
C
het voorwerp dat meewerkt met het onderwerp; de ontvanger
D
een voorwerp dat een emotie aanduidt

Slide 39 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag:

A
Wie /wat + WWG + O?
B
Wie/wat + persoonsvorm?
C
Wie/wat + onderwerp?
D
Wie/wat + WWG?

Slide 40 - Quiz

Een lijdend voorwerp ...
A
... kan met een voorzetsel beginnen.
B
... begint nooit met een voorzetsel.

Slide 41 - Quiz

Herhaling: Het lijdend voorwerp (LV)
  • Het lijdend voorwerp (LV) is een zinsdeel dat ontbrekende informatie over de handeling geeft.
  • Je kan het niet weglaten zonder de betekenis van de zin te veranderen.
  • Een LV komt alleen voor bij een WWG, niet bij een NWG.










Slide 42 - Slide

Hoe vind je het LV?
  • Je kan het LV in de zin vinden door de vraag te stellen: Wie/Wat + WWG + O?
    De dierenverzorger brengt de leeuw een stuk vlees.
    --> Wie/Wat brengt de dierenverzorger?

  • Let op: een LV kan nooit beginnen met een voorzetsel zoals op, in, tegen, naast, onder, ...




Slide 43 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?

“Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?”, vroeg de jongen aan het paard.
A
het moedigste
B
dat je ooit hebt gezegd
C
aan het paard
D
vroeg de jongen aan het paard

Slide 44 - Quiz

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp in een zin?
A
Wie/wat + O + WWG
B
Aan/voor wie + WWG + O + LV
C
Aan/voor wie + WWG + LV?

Slide 45 - Quiz

Herhaling: Het meewerkend voorwerp (MV)

Slide 46 - Slide

Het meewerkend voorwerp (MV)
  • In sommige zinnen vormt het MV een aanvulling bij het O, het WWG en het LV.
  • Het MV duidt aan voor wie/wat of aan wie/wat de handeling bedoeld is. Vaak is dit een ontvanger. 
  • Het MV komt vaak voor bij werkwoord die 'zeggen' of 'geven' uitdrukken.


Slide 47 - Slide

Hoe vind je het MV?
  • Aan wie/wat + wwg + o + lv?
  • Voor wie/wat + wwg + o + lv?

Voorbeelden:
De dierenverzorger geeft een vers stuk vlees aan de leeuw.
--> Voor wie/wat brengt de dierenverzorger een vers stuk vlees?



Slide 48 - Slide

Het meewerkend voorwerp (MV)
  • Het begint vaak met het voorzetsel aan of voor.
  • Het kan ook zonder voorzetsel voorkomen, maar je kan het dan wel in gedachten toevoegen.

De dierenverzorger brengt de leeuw een stuk vlees.
--> De dierenverzorger brengt een stuk vlees voor de leeuw.


Slide 49 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
Er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 50 - Quiz

Welke kenmerken heeft een voorzetselvoorwerp (VZV) ?
A
Het begint met een vast vz en wordt letterlijk gebruikt.
B
Het is een zinsdeel dat begint met een vz.
C
Het begint met een vast vz en wordt figuurlijk gebruikt.

Slide 51 - Quiz

Voorzetselvoorwerp (VZV)
Het vzv is een noodzakelijk zinsdeel voor de betekenis van de zin. Het begint met een vast (figuurlijk) voorzetsel bij een werkwoord of naamwoord. 

Ik reken op je komst.
'rekenen op' is een vaste combinatie
op je komst = voorzetselvoorwerp

Slide 52 - Slide

Wat is het handelend voorwerp?

De 14de februari wordt vooral door winkeliers gewaardeerd.
A
De 14de februari
B
vooral
C
door winkeliers
D
wordt gewaardeerd

Slide 53 - Quiz

Wat is het handelend voorwerp?

Alle evaluaties zijn goed nagekeken door de leerkracht.
A
Alle evaluaties
B
zijn nagekeken
C
door de leerkracht

Slide 54 - Quiz

Kenmerken van het HV

- Het begint altijd met het voorzetsel 'door'.
- Het komt alleen maar voor in een passieve zin.
- Het maakt duidelijk wie/wat de handeling uitvoert.
- Het HV van de passieve zin is het onderwerp van de actieve zin.
Voorbeeld:
De foto's worden gemaakt door de man. (= passieve zin)
 --> De man maakt de foto's. (= actieve zin)

Slide 55 - Slide

Hoe vind je het HV?

Stel in een passieve zin de vraag:
Door wie/wat + o + wwg?

Voorbeeld:
Door wie/ wat werd de klas afgesloten?
door de leraar (= hv)

Slide 56 - Slide