Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd

Regel = stam + t
De stam = de ik-vorm. 

1 / 18
next
Slide 1: Slide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd

Regel = stam + t
De stam = de ik-vorm. 

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling
Werkwoord = lopen
ik loop, hij loopt, wij lopen

Werkwoord = kijken
ik kijk, hij kijkt, wij kijken

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling
Let op! In de tegenwoordige tijd kan er ook een -dt komen. 

Werkwoord = worden
ik word, hij wordt, wij worden

vul de POEP regel in om te kijken je een -t hoort en hem schrijft.


Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling
Stap 1: kijk in welke tijd je het werkwoord moet zetten.
Stap 2: kijk of het enkelvoud of meervoud is.
Stap 3: zit er een -d in het werkwoord? Pas dan de POEP-regel toe.

Slide 4 - Slide

(wedden, tt)
1. Jij _______________ op het zwarte paard.

Slide 5 - Open question

(huppelen, tt)
2. Het meisje _______________ over het grasvel

Slide 6 - Open question

(snijden, tt)
3. Pierre _______________ de peer in twee stukken.

Slide 7 - Open question

(slaan, tt)
4. Anouk _______________ de bal zo hard mogelijk.

Slide 8 - Open question

(vervelen, tt)
5. Ik _______________ me geen moment!

Slide 9 - Open question

(kerven, tt)
6. Hij ____________ de namen en het hartje in de boom.

Slide 10 - Open question

(verrassen, tt)
7. Ik _______________ oma met een cadeautje.

Slide 11 - Open question

(vallen, tt)
8. Alle rijpe pruimen _______________ uit de boom

Slide 12 - Open question

(bouwen, tt)
9. Jay _______________ mee aan dat huis.

Slide 13 - Open question

(sturen, tt)
11. Wij ______________ iedereen een persoonlijke kaart

Slide 14 - Open question

(vlechten, tt)
12. Anne _______________ mijn haar.

Slide 15 - Open question

(kleuren, tt)
13. De lamp _______________ mooi bij de gordijnen.

Slide 16 - Open question

(roeren, tt)
14. De kok ____________ nog een keer door de hete soep.

Slide 17 - Open question

(treffen, tt)
15. Wij _______________ elkaar op de kermis.

Slide 18 - Open question