Bevolking en ruimte - natuurlijke groei

Bevolking en ruimte - natuurlijke groei

Programma

1. Opdracht: misvattingen over bevolkingsgroei?  (5 min)

2. Wat gaan we deze les leren? - de leerdoelen (2 min)

3. Opdracht: kunnen we al rekenen met geboorte en sterfte? (5 min)

4. Uitleg: natuurlijke bevolkingsgroei (10 min)

5. Korte check (5 min)

6. Verwerken: examenvragen (10 min)

7. Opdracht: de Amsterdamse bevolking (15 min)

8. Afronding - hoe hebben we gewerkt en wat hebben we geleerd? (8 min)

Opdracht: misvattingen over bevolkingsgroei?

Wat: checken wat je allemaal al weet over het verschil tussen weer en klimaat

Hoe: 

• Werk alleen, dus zonder te praten en kijk niet bij je buur
•  Op je wisbordje: zijn de stellingen juist of onjuist?
•  Houd je bordje pas omhoog als de docent het zegt

Stellingen: 

1. Bevolking groeit alleen als er meer kinderen geboren worden dan er mensen overlijden.

2. Een land met een hoog sterftecijfer kan toch een groeiende bevolking hebben.

3. Migratie heeft geen invloed op de bevolkingsgroei van een land, alleen op de bevolkingssamenstelling.

4. Als er in een stad veel kinderen worden geboren, stijgt het aantal inwoners automatisch.

5. Natuurlijke bevolkingsgroei is hetzelfde als het totale bevolkingsgroeicijfer.

6. Bevolkingsgroei is altijd iets positiefs voor een stad of land.

Leerdoelen

Focusvraag:

Kun jij met cijfers uitleggen of de bevolking groeit of krimpt en wat betekent dit dan voor een land?

Aan het eind van deze les kun je:

1. uitleggen wat bedoeld wordt met geboortecijfer en sterftecijfer.

2. uitleggen wat een geboorte-overschot en een sterfte-overschot is.

3.  geboorte- en sterfte-overschotten berekenen met behulp van eenvoudige gegevens.

4. een nadeel + oplossing noemen voor een sterfteoverschot.

Natuurlijke bevolkingsgroei

De bevolking van een land/gebied kan op twee manieren groeien:

1. Natuurlijke bevolkingsgroei -> er worden meer kinderen geboren dan dat er mensen sterven.

2. Sociale bevolkingsgroei -> er verhuizen meer mensen naar een land toe, dan dat er vertrekken.

Deze les gaat over de natuurlijke bevolkingsgroei.

Bij natuurlijke bevolkingsgroei zijn de volgende vier begrippen heel belangrijk:

Geboortecijfer: Aantal levend geborenen per 1000 mensen* per jaar.

Sterftecijfer: Aantal sterfgevallen per 1000 mensen* per jaar.

Geboorte-overschot = geboortecijfer - sterftecijfer (als uitkomst positief is)

Sterfte-overschot = geboortecijfer - sterftecijfer (als uitkomst negatief is)

*Om landen/ gebieden te kunnen vergelijken doen we net alsof overal 1000 mensen wonen. 

Korte check

Wat: is er sprake van een geboorte- of sterfte overschot + hoe hoog is dit overschot?

Hoe: 

Op je wisbordje

Zonder te praten/ te kijken bij anderen

Houd je bordje omhoog als je docent dat vraagt

Bereken: 

In land A zijn in één jaar 180.000 mensen geboren en 120.000 mensen overleden.

➤ Is er een geboorte- of sterfte overschot en hoe hoog is dit?

In land B zijn in één jaar 90.000 mensen geboren en 130.000 mensen overleden.

➤ Is er een geboorte- of sterfte overschot en hoe hoog is dit?

In land C zijn in één jaar 150.000 mensen geboren en 150.000 mensen overleden.

➤ Is er een geboorte- of sterfte overschot en hoe hoog is dit?

Natuurlijke bevolkingsgroei

In Nederland wonen 18 miljoen mensen. In de Verenigde Staten wonen wel 300 miljoen mensen.

Er zullen dus natuurlijk veel meer baby's geboren worden in de de VS!

Om landen/gebieden toch te kunnen vergelijken doen we daarom net alsof overal 1000 mensen wonen. 

In Nederland worden er 8 baby's geboren per 1000 inwoners  en sterven er 11 mensen per 1000 inwoners.

Op je wisbordje (zonder te praten en te overleggen): heeft Nederland een geboorte- of een sterfte overschot?

Natuurlijke bevolkingsgroei

Nederland heeft een sterfte overschot.

Overleg 2 minuten in je groepje: 

a) Waarom is dit een probleem?

b) Hoe kunnen we dit probleem oplossen?

Verwerken: examenvragen

Wat: kunnen we met wat we nu geleerd hebben examenvragen beantwoorden?

Hoe: 

• werk alleen en praat dus helemaal niet!
• lees de vragen door + onderstreep de belangrijke begrippen.
• wat weet je over deze begrippen?
• maak de 4 examenvragen binnen de tijd

Hulp: Geen!

Klaar? Vergelijk je antwoorden met die van je buur + maak daarna de opdracht over Amsterdam (docent)

Let op: na 7 minuten gaan we vragen nakijken. Je moet dus op tijd klaar zijn!

Opdracht: de bevolking van Amsterdam

Wat: Hoe ontwikkelt de bevolking van Amsterdam zich?

Hoe?

Lees het artikel (digitaal of op papier) over de ontwikkeling van de bevolking van Amsterdam.

Maak daarna de vragen.

Werk alleen.

Klaar? Vergelijk je antwoorden met die van je buur.

Hulp: deze les/ je aantekeningen + docent

Afsluiting: hebben we (juist) geleerd?

Reflectie:

Hoe hebben jij gewerkt?

Hoe heeft de klas gewerkt?

Hoe deed de juf het?

Leerdoelen:

1. uitleggen wat bedoeld wordt met geboortecijfer en sterftecijfer.

2. uitleggen wat een geboorte-overschot en een sterfte-overschot is.

3. geboorte- en sterfte-overschotten berekenen met behulp van eenvoudige gegevens.

4. een nadeel + oplossing noemen voor een sterfteoverschot.

Check: hebben we (juist) geleerd?

Beantwoord de vraag op de laatste slide op je wisbordje!

Afsluiting: hebben we (juist) geleerd?

Check: hebben we (juist) geleerd?

 Beantwoord de vraag op je wisbordje.

Werk alleen: dus praat niet en kijk niet bij je buur.

Laat je antwoord pas zien als de docent het vraagt.

Vraag:

In Nederland is het geboortecijfer 9 per 1000 inwoners en het sterftecijfer 11. Wat is dan het juiste antwoord?

A. Geboorte-overschot van 2

B. Sterfte-overschot van 2 

C. Geboorte-overschot van 20

D. Sterfte-overschot van 20

E. Geen overschot