Kunstdisciplines met vragen voor KUA OB en BB

De kunstdisciplines (met vragen) voor KUA OB en BB
vormgeving en voorstelling 
vragen per discipline

1 / 63
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-5

This lesson contains 63 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De kunstdisciplines (met vragen) voor KUA OB en BB
vormgeving en voorstelling 
vragen per discipline

Slide 1 - Slide

DANS
Voorstelling
WAT voor soort Dans zie je? 
(theaterdans, streetdance, modern..)

WAT is het verhaal/thema?
WAT heeft de choreograaf gedaan met de dansers?

Slide 2 - Slide

Vormgeving
RUIMTE

Wat voor ruimte dansen ze in?
Ruimte elementen in de dans
Patronen/richting en hoogtelagen


Slide 3 - Slide

Vormgeving
TIJD

Hoe lang duurt de voorstelling?
Welke rol speelt het element tijd in de dans?
Tempo
Hoe bewegen ze? (herhalen, freeze of in canon)

Slide 4 - Slide

Vormgeving


KRACHT
vloeiende beweging/spierspanning

Slide 5 - Slide

Vormgeving

CHOREOGRAFIE
keuzes over ruimte, tijd en kracht
Danscompositie

Slide 6 - Slide

FILM
Voorstelling

Genres (comedy, horror, thriller, action, romantisch)
Fictie/non-fictie
Story (chronologische opsomming van de gebeurtenissen)
Plot (volgorde waarin en perspectief waaruit het verhaal wordt verteld
Scenario (film per scene)

Slide 7 - Slide

Vormgeving

ENSCENERING

Alles wat zich voor de camera afspeelt is onderdeel
Filmlokatie/aankleding/filmset/acteren

Slide 8 - Slide

Vormgeving
KADERING

Beelduitsnijding dat je op het scherm ziet
Camera afstand (close-up, medium shot, distant shot)

Slide 9 - Slide

Vormgeving

CAMERA STANDPUNT

Van waar de camerapersoon filmt (perspectief)
Vogel/neutraal/kikvorsperspectief
Objectief/subjectief (over de schouder shot/meekijken met acteur)

Slide 10 - Slide

Vormgeving

CAMERA BEWEGING

statief/drone/mobiel statief
Tilt (camera draait omhoog vanaf vast punt)
Pan (vanaf vast punt draaien horizontaal)
Lift (verticaal meebewegen/rider)

Slide 11 - Slide

Vormgeving

MONTAGE

Het aan elkaar plakken van de losse opnames
Om het verhaal te vertellen

Slide 12 - Slide

Vormgeving

NABEWERKING

Greenscreen/sounddesign




LET OOK OP; Spel en muziek (soundtrack).


Slide 13 - Slide

MUZIEK
Voorstelling

WAT voor soort muziek?
WAT is er te horen of te zien?
Absolute muziek/programmamuziek
Instrumentaal/Zang 
(let op: de tekst zelf is geen muzikaal aspect)

Slide 14 - Slide

Vormgeving

Hoe beleven we de muziek?
Wat betekent de tekst en hoe wordt dit overgebracht?

Slide 15 - Slide

Vormgeving
RITME
MAAT (indeling van muziek in geaccentueerde of ongeaccentueerde delen)
Met de maat kan je meetellen
Vierkwartsmaat
Binnen een maat met verschillende tassennoten worden gewerkt,
waardoor RITME ontstaat.

Drums houden zich met ritme bezig
Ritme is afwisseling van korte en lange noten – dan krijg je een patroon
Syncope (als een accent niet op een tel valt, maar ervoor of erna) – Jazz


Slide 16 - Slide

Vormgeving
TEMPO

Snelheid van de muziek
BPM (beats per minute)
Adagio (traag)
Allegro (snel)
Notenschrift

Slide 17 - Slide

Vormgeving

MELODIE

Toonhoogte (de hoogte van de klank)
Afwisselen van hoge en lage tonen = melodie
Bv bewegelijk/gevarieerd/vlak of vol..

Slide 18 - Slide

Vormgeving
SAMENKLANK

Eenstemmig/Unisono (meerdere zangers volgen 1 melodie)
Meerstemmig/Polyfoon (meerdere muzieklijnen tegelijk)
Akkoord (samenklank van tenminste drie tonen)
Harmonie (rangschikking van akkoorden)
Consonant (harmonieus)/ Dissonant (schril/expressief)


Slide 19 - Slide

Vormgeving

DYNAMIEK

Afwisselen van harde en zachte klanken
Karakter van de muziek
Crescendo (toenemende klanksterkte)
Decrescendo (afnemende klanksterkte)
Klankkleur (karakteristieke klank – warm/donker/fel)

Slide 20 - Slide

Vormgeving
VORM
Sonates (muziekstuk voor solo instrumenten)
Symfonieën (groot stuk voor een orkest)
Lied (coupletten en refrein)
Bridge (popmuziek, een tussenstuk dat couplet en refrein verbindt)
Thema (melodie of ritme dat in gevarieerde vorm terug komt)
Leidmotief (koppeling motief of thema samen met dio van film, musical of opera)

LET OP; combinatie met theater en dans.


Slide 21 - Slide

Vormgeving
Extra uitleg;
Gregoriaanse muziek: 

Gregoriaanse muziek is eenstemmig, zonder metrum (maat) en geschreven in de kerktoonsoorten.
Het Gregoriaans van Paus Gregorius was zo rond het jaar 570 compleet.
Pas zo'n 300 jaar  later bedachten mensen dat het misschien ook wel mooi zou zijn om 
eens een tweede stem erbij te zingen.
Met die gedachte begon de ontwikkeling van de meerstemmigheid. In het begin was meerstemmigheid niet meer dan dezelfde melodie in kwarten of kwinten mee laten klinken. Deze vorm van meerstemmigheid heet het "parallel organum".
Weer een stap verder was het versieren van de tweede stem: het "versierd organum".
De Nederlandse componisten waren in die tijd de grote meesters. Zij ontwikkelden en experimenteerden met de meerstemmigheid. Net zolang tot iedere stem melodisch onafhankelijk was van de hoofdmelodie. Dit is de "polyfone schrijfwijze".

Slide 22 - Slide

THEATER

Voorstelling

WAT voor soort theater is het?
WAT is het verhaal van de voorstelling?
Hoe wordt het opgevoerd (fysiek/klassiek..?)
Wie, Wat, Waar, Wanneer en Waarom.


Slide 23 - Slide

Vormgeving

Hoe is de voorstelling vormgegeven, wat doet dit met het publiek.
Toneelbeeld (alles wat er te zien is in een scene)


Slide 24 - Slide

Vormgeving

LICHAAM

Houding en Beweging
Mimiek


Slide 25 - Slide

Vormgeving

STEM

 
Volume/tempo/intonatie
Accenten

Slide 26 - Slide

Vormgeving

MISE-EN-SCENE

Hoe wordt het speelvlak gebruikt
Waar lopen ze heen/waar kijken ze naar/hoe komen ze op of gaan ze weg

Slide 27 - Slide

Vormgeving

SPEELSTIJL

Realistisch/naturalistisch
Method Acting (totale inleving via eigen herinneringen)
Vierde Wand (denkbeeldige muur tussen speler en publiek)
Gestileerde speelstijl (slapstick/commedia dell’arte)

Slide 28 - Slide

Vormgeving

LICHT EN GELUID

Sfeer en specifieke momenten duidelijk maken
Vervreemding (alsof het niet helemaal klopt)




Let op; ook combinaties met muziek en dans.



Slide 29 - Slide

Vormgeving

DECOR/REKWISIETEN

Lijsttoneel (theater met omlijsting)
Vlakke vloertheater
Decor (vormgegeven ruimte van het stuk)
Rekwisieten (losse voorwerpen op toneel)
Attributen (voorwerp van personage)

Slide 30 - Slide

DANS 1
1. Wat zie je?
2. Singin' in the rain is een musicalfilm.
Het brengt een ode aan het ontstaan
van musicals op Broadway in
New York in de jaren 20.
Noem drie aspecten van de vormgeving
die doen denken aan de musical.


Hoofdstuk 9

Slide 31 - Slide

DANS 1
1. Een musicaldans met veel theatrale dingen. Overdreven. Trailer.
2. Spel: het spel is sterk uitvergroot: grote gebaren en uitvergrote expressies.
• Theatervormgeving: alle scènes zijn duidelijk zichtbaar in een studio gefilmd
met losse decorstukken.
• Decors: de decorstukken zien eruit alsof ze uit een theater komen, omdat
ze duidelijk ‘handgemaakt’ en tweedimensionaal zijn.
• Decors en kostuums: decors en kostuums zijn onrealistisch door het felle
kleurgebruik.
• Licht: de scène begint met Gene Kelly die door een volgspot wordt belicht.
• Enscenering: er zijn tal van figuren die refereren aan (burlesque) theater,
zoals showdanseressen, een acrobaat en een clown.


Slide 32 - Slide

DANS 2
1. Wat zie je?
2. Giselle van Akram Kahn is een
radicaal nieuwe enscenering
van de dans uit 1841. Leg aan de hand
van een vormgevingsaspect en
een voorstellingsaspect uit waarom
de dans dreigend overkomt.

Hoofdstuk 7

Slide 33 - Slide

DANS 2
1. Meisje alleen tegenover meerdere vrouwen. Eentje heeft de leiding. Ze dragen stokken bij zich.
2.  De dansers dragen een speer of stok als rekwisiet bij zich en zien er uit als
vechters of krijgers.
• De dansers gebruiken de speren in hun dans, ze slaan ermee op de grond.
Hun bewegingen worden daardoor agressiever en minder sierlijk.
• De dans is veel langzamer en statischer geworden, de formaties waarin ze
dansen komen dreigender over.
• De dansers lopen bijna zonder onderbreking op spitzen. Daardoor ogen ze
onnatuurlijk lang. Bovendien zijn hun bewegingen langzaam en gestileerd, of
onmenselijk, of robotachtig.
• De muziek klinkt angstaanjagender.

Slide 34 - Slide

DANS 3
1. Wat zie je?
2. Noem 2 aspecten van de voorstelling
en de vormgeving die het duidelijk
een dans over de dood maken.
3. Welke beroemde animatie tekenaar
heeft het origineel gemaakt?

Hoofdstuk 2

Slide 35 - Slide

DANS 3
1. Dansers die de dans op het scherm nadansen. Dodendans.
2. Kracht (licht op voeten), tijd (snel tempo) en ruimte (patronen).
3. Walt Disney.

Slide 36 - Slide

Film 1
1. Wat zie je?
2. Welk verhaal is dit?
Van welke beroemde schrijver?
3. Noem drie aspecten van de
voorstelling en vormgeving die
het gevoel van liefde weergeven.

Hoofdstuk 4

Slide 37 - Slide

Film 1
1. jongen en meisje in luxe huis. Aquarium. Verliefd.
2. Romeo en Julia
Van William Shakespeare.
3. Enscenering (link naar Shakespeare), camera standpunt (subjectief)
en muziek (romantisch).

Slide 38 - Slide

Film 2
1. Wat zie je?
2. Dorothy komt terecht in de wereld van Oz.
Leg via drie aspecten van vormgeving
of voorstelling uit waarin je kan zien
dat de makers een nadruk leggen op
dat het een fantasie wereld is.

Hoofdstuk 8

Slide 39 - Slide

Film 2
1. Een vliegend huis, Dorothy en haar hondje, zwart-wit daarna kleur, fantasiewereld Oz.
2. 
• Achtergronden (bv de bergen) zien er geschilderd en plat uit, alsof ze van
karton zijn.
• De bloemen ogen nep, alsof ze van plastic zijn.
• Kleuren zijn onnatuurlijk fel, met name bij de knalgele weg.
• Bloemen en planten hebben onderling normale verhoudingen, maar zijn heel
erg groot ten opzichte van de rest.

Slide 40 - Slide

Film 3
1. Wat zie je?
2. De trailer van Das Cabinett des Dr. Caligari,
hierin zie je kenmerken die expressionistisch
zijn. Noem aan de hand van 2 aspecten van
de voorstelling en van de vormgeving hoe
je kan zien dat het expressionistisch is.

Hoofdstuk 8

Slide 41 - Slide

Film 3
1. Een horrorfilm van lang geleden/soort Frankenstein/angst/vrouw
2. • Het gebruik van grote licht-donker contrasten.
• Het onrealistische decor levert claustrofobische beelden op.
• Het overdreven spel van de acteurs.
• Het chaotische verhaal rond een geestesziek personage sluit 
aan bij de interesse in het onderbewuste.

Slide 42 - Slide

Muziek 1
Fragment 1
1. Wat hoor je?
2. Herken je dit als Gregoriaanse muziek? Waarom wel of niet?
3. Benoem via twee aspecten van de vormgeving
waarom deze muziek Gregoriaans is.



Fragment 2
3. Wat hoor je?
4. Benoem via twee aspecten van de vormgeving
waaruit blijkt dat het een minnelied  is (hoofse muziek).


Hoofdstuk 2

Slide 43 - Slide

Muziek 1
Fragment 1
1. mannenkoor/eenstemmig/kerkkoor
2. Ja, zie bovenstaand.
3. eenstemmig (samenklank)
traag (tempo)

Fragment 2
3. troubadour/hoofse muziek/vrolijk/liefde
4. harmonie (samenklank)
liefelijk en romantisch/feestelijk (klankkleur)


Slide 44 - Slide

Muziek 2
Lees de tekst: Onder de linde groen
waer ick laest nam mijn rust
sittend' onder t'groen beplant,
ke'sach twee liefkens handt aen handt.

Luister het fragment:

1. Wat hoor je?
2. Het virginaal (soort orgel) is een populair muziekinstrument
in de Republiek. Noem twee aspecten van de 
compositie die het lied makkelijk maken om 
mee te zingen.
Hoofdstuk 5

Slide 45 - Slide

Muziek 2
Lees de tekst: Onder de linde groen
waer ick laest nam mijn rust
sittend' onder t'groen beplant,
ke'sach twee liefkens handt aen handt.

Luister het fragment:

1. lichte muziek/minnelied/vrolijk
2.  Het lied is opgebouwd uit drie gelijke coupletten.
• Herhaling van een motief (de melodie van de eerste vijf tekstregels wordt
herhaald).
• Het lied heeft een langzaam tempo.

Slide 46 - Slide

Muziek 3
1. Wat hoor je?
2.Noem aan de hand van Erwartung
van Arnold Schonberg drie kenmerken
van vormgeving die duidelijk maken
dat het expressionistische muziek is.

Hoofdstuk 8

Slide 47 - Slide

Muziek 3
1. opera/hoge vrouwenstem/snel tempo/klassiek 
2.• Melodie: geen vloeiende melodie met veel contrasten tussen hoog en laag.
(Soms wordt er meer gesproken dan gezongen).
• Harmonie: gebruik van atonale muziek
• Ritme: veel wisseling in maat (en tempo) afhankelijk van de stemming die
muzikaal wordt vertaald.
• Klankkleur: veelvuldige wisseling in het gebruik van verschillende
instrumenten en combinaties van instrumenten afhankelijk van de stemming
die muzikaal wordt vertaald.
• Dynamiek: Grote en veelvuldige contrasten tussen hard en zacht.

Slide 48 - Slide

Theater 1
1. Wat zie je?
2. Noem na aanleiding van de
mise-en-scene en het spel (opera maar toch theatraal)
drie aspecten van de vormgeving 
die verwijzen naar de manier van leven
aan het hof van Lodewijk XIV.

Hoofdstuk 4

Slide 49 - Slide

Theater 1
1. slapend persoon/drie goden/rustig/slaaplied
2. Aan het hof staan zelfbeheersing en controle zowel in geestelijke als lichamelijke zin
hoog in het vaandel. Alles is tot in de finesses georganiseerd en gereguleerd aan het
hof.
Dit wordt in het fragment verbeeld door (drie van de volgende):
• De zangers komen zeer langzaam en statig op.
• Als de zangers hun positie innemen, blijven ze onbeweeglijk staan, maar wel
met onnatuurlijke sierlijke handgebaren.
• De spelers en musici staan geordend in groepjes op het toneel zodat er een
evenwichtig symmetrisch beeld ontstaat.
• De passen van de solisten (de goden) volgen het langzame ritme van de
muziek, alsof het een soort dans is, wat refereert aan de dans die aan het hof
is ontwikkeld. 

Slide 50 - Slide

Theater 2
1. Wat zie je?
2. De komische operette van Offenbach
waren heel populair. La belle Helene speelt
zich af in de tijd van de Grieken, maar
neemt de negentiende eeuwse
Franse elite op de hak.
Noem drie kenmerken van de voorstelling 
waarin je kan zien dat het een parodie is.

Hoofdstuk 5

Slide 51 - Slide

Theater 2
1. humor/overdreven/frans
2. • Kostumering: de kostuums ogen Grieks, maar doordat alles heel kleurig is en
sommige elementen zijn uitvergroot oogt het als een carnavaleske
verkleedpartij.
• Spel: gebaren en emoties worden sterk uitvergroot, acteurs zijn duidelijk
‘typetjes’.
• Spel: het spel zit vol ingestudeerde gezamenlijke gebaartjes en dansjes die de
serieusheid van de personages ondermijnen.
• Decor: er worden stereotype ‘Griekse’ rekwisieten gebruikt die duidelijk nep
zijn.

Slide 52 - Slide

Theater 3
1. Wat zie je?
2. Soms kiest een regisseur voor het bewust 
doorbreken van de vierde wand.
Wat is de vierde wand? Hoe herken je deze in 
dit fragment?
Hoofdstuk 8

Slide 53 - Slide

Theater 3
1. acteur ziet hond op straat/nare sfeer/je krijgt een beeld
van de rol door de manier van spreken naar ons
2. De vierde wand is de scheiding tussen toneel en zaal.
De vierde wand is er niet echt, maar wel gevoelsmatig.
Brecht en Meyerhold maakten hier als eerste
gebruik van, ze doorbraken de vierde wand om
de toeschouwer een bepaalde inkijk op de personage
te geven. Acteur spreekt heel direct naar de kijker, 
over zijn echte gedachten.

Slide 54 - Slide

Let op:
Meer openingen van lessen
op IVAK - site
en via Beeldende Kunst Kua lesson up.

De volgende slides zijn hiervoor bedoeld

Slide 55 - Slide

Hoofdstuk 1
Romeinse muziek

Slide 56 - Slide

Hoofdstuk 2

Kerkgebouw opnieuw gebruikt
reclame met middeleeuwse muziek
kathedraal Oekraïne
middeleeuws boek uit Groningen

Slide 57 - Slide

Hoofdstuk 3
Cantus muziek
Opgraving Groningen zegelstempel
opera kinderen milieu

Slide 58 - Slide

Hoofdstuk 4 Hofcultuur
Bach op glazen

Slide 59 - Slide

Hoofdstuk 5     17e eeuw
schilderij surprises

Slide 60 - Slide

Hoofdstuk 6 Rococo

Slide 61 - Slide

Hoofdstuk 7 Romantiek
oude foto's met fotograaf

Slide 62 - Slide

Hoofdstuk 8 & 9 Modern
Groningse taal aan kinderen leren
Breakdance en zang
Ai vs Kunstenaars
dans met mobiele telefoons
theaterstuk met decor
animatie 4 seizoenen
dans en muziek orkest samen Move it

Slide 63 - Slide