2.1 De Grondwet van 1848

2.1 De Grondwet van 1848
Tijd van Burgers en Stoommachines
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.1 De Grondwet van 1848
Tijd van Burgers en Stoommachines

Slide 1 - Slide

Programma
  • Zoekplaat grondrechten
  • Uitleg situatie Europa
  • Quizvragen
  • Kenmerken grondwet

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les...
  • Kun je de belangrijke punten uit de grondwet van 1848 benoemen en uitleggen. 
  • Kun je uitleggen waarom Nederland na 1848 nog geen echte democratie was.

Slide 3 - Slide

Wat zijn grondrechten?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Welke voorbeelden van grondrechten zie je in de zoekplaat?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Hoe regeerde koning Willem I?

Slide 8 - Open question

1848
  • Aardappeloogst mislukt en revoluties breken uit in West-Europa! 
  • Willem II laat Johan Rudolf Thorbecke de grondwet aanpassen in 1848.
  • Begin van het parlementaire stelsel in Nederland. 

Slide 9 - Slide

Kleine quiz!
Gebruik je samenvatting van 2.1! (Linkerbladzijde)

Slide 10 - Slide

Wat willen conservatieven?
A
Alles bij het oude laten. Politieke besluitvorming is een zaak van de koning.
B
Dat de macht van de koning wordt ingeperkt. Zijn voor individuele vrijheid.

Slide 11 - Quiz

Wat vonden de liberalen van de macht van de koning?
A
Zij wilden dat zijn macht groter werd
B
Zij wilden dat zijn macht hetzelfde bleef
C
Ze wilden de monarchie afschaffen
D
Ze wilden dat zijn macht kleiner werd

Slide 12 - Quiz

Wie is deze man?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem II
C
Johan Rudolf Thorbecke
D
Johannes van den Bosch

Slide 13 - Quiz

Wanneer besloot Willem II om een nieuwe grondwet te laten schrijven?
A
1798
B
1848
C
1898
D
1917

Slide 14 - Quiz

Waarom besloot Willem II om de grondwet te laten wijzigen in 1848?

Slide 15 - Open question

Welke belangrijke punten uit de grondwet van 1848 kun je noemen?

Slide 16 - Open question

Hoofdkenmerken

Slide 17 - Slide

1. Volksinvloed 
  • De volksinvloed werd groter door rechtstreekse verkiezingen + door mogelijkheid ontbinden 1e en 2e kamer.
  • Wel met censuskiesrecht! 

Slide 18 - Slide

2. Macht volksvertegenwoordiging
  •  De macht van de volksvertegenwoordiging (parlement) werd groter. 
  • De macht van de koning en regering werd kleiner.

Slide 19 - Slide

Verdere uitwerking
  • De hoofdpunten werden verder uitgewerkt.
  • De volgende punten worden gezien als de fundamenten van onze huidige staatsinrichting, 

Slide 20 - Slide

1. Ministeriële verantwoordelijkheid
  • De ministers zijn nu verantwoordelijk voor het beleid en moeten verantwoording afleggen aan het parlement.
  • De koning is onschendbaar. 

Slide 21 - Slide

2. Verkiezingen
  • De leden van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraad worden via rechtstreekse verkiezingen gekozen.   

Slide 22 - Slide

3. Eerste Kamer
  • De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de provinciale staten.

Slide 23 - Slide

4. Rechten
  • Eerste EN Tweede Kamer: Recht van interpellatie = debat waarin minister tot verantwoording wordt geroepen voor besluit/uitspraak.
  • Tweede Kamer alleen:
1. Recht van amendement: mogen wijzigen van wetsvoorstellen.
2. Recht van enquête: Instellen van onderzoek buiten de regering om, waarbij mensen onder ede gehoord kunnen worden.

Slide 24 - Slide

5. Begroting
  • Elk jaar wordt een begroting vastgesteld.  

Slide 25 - Slide

6. Grondrechten
  • De bevolking heeft een aantal grondrechten.
  • Bijv. vrijheid van vereniging 

Slide 26 - Slide

Democratie?
  • Nederland is nog niet helemaal democratisch.
  • 1. Censuskiesrecht: niet iedereen mocht stemmen.
  • 2. Districtenstelsel: Geen politieke partijen. 
  • 3. Willem III: De koning lag dwars. 

Slide 27 - Slide

Willem III
  • Willem III bleef de Tweede Kamer ontbinden als het hem niet beviel. 
  • Pas in 1868 accepteerde hij de Tweede Kamer als hoogste baas. 
  • 1868: Gebruikelijk dat bij een onoverbrugbaar conflict tussen het parlement en kabinet, de ministers hun ontslag aanbieden.

Slide 28 - Slide

Waarom was Nederland na 1848 nog niet echt democratisch?

Slide 29 - Open question

Huiswerk

Slide 30 - Slide