bs 3

Bs 3: Zenuwstelsel
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bs 3: Zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

centraal zenuwstelsel
grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
ruggenmerg

Slide 2 - Slide

perifeer zenuwstelsel
zenuwen
Deze verbinden het hele lichaam aan het centraal zenuwstelsel.

Slide 3 - Slide

Zenuwstelsel
De indeling centraal en perifeer is gebasseerd op de bouw van het zenuwstelsel.
Als we kijken naar de functie kunnen we nog een andere indeling maken: animale en autonome zenuwstelsel.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Animale zenuwstelsel
Regelt voornamelijk bewuste acties. Het reageert hierbij op prikkels uit de omgeving. 
Hierbij zijn zintuigen en skeletspieren (spieren die aan je botten vast zitten) betrokken.

Slide 6 - Slide

Autonome (vegetatieve) zenuwstelsel

Regelt de werking van inwendige organen, zoals hartslag, vertering, nieren,ademhaling en hormoonklieren.
Staat niet onder invloed van onze wil en werkt nauw samen met het hormoonstelsel.

Slide 7 - Slide

Prikkel - Reactie

 Er is een zak patat (prikkel).
 De zintuigcellen in je ogen en neus geven signaaltjes af.  

Het signaal (impuls) is een elektrisch signaal dat door de 
 zenuwen naar de hersenen gaat (korte blauwe pijltjes in de 
 afbeelding). De hersenen verwerken de impulsen. 
 Nu weet je wat je ruikt en wat je ziet. 
 Je bent je er nu van bewust:  PATAT 
 
  De hersenen geven een signaal (impuls), via het 
  ruggenmerg en de zenuwen naar de armspieren. Er gaat 
  ook een impuls naar de speekselklieren in je mond.
  Reactie (respons): de arm beweegt : het meisje pakt ...
  Reactie (respons): het meisje  krijgt speeksel in je mond.

Slide 8 - Slide

Begrippen
-Prikkel: invloed uit het milieu op een organisme
-Receptoren: zintuigcellen
-Impuls: onder invloed van prikkels maken zintuigcellen impulsen, elektrische signaaltjes die via zenuwen naar hersenen gaan.




Slide 9 - Slide

Zenuwcellen
zenuwcellen noemen we ook wel neuronen. Ze geven signaalmoleculen af (neurotransmitters).

Bestaat uit cellichaam met uitlopers.

Slide 10 - Slide

Zenuwcel
Geven impulsen (elektrische signalen) door.

De uitloper die signalen oppikt en naar het cellichaam toe leidt noem je een dendriet.
De uitloper die de impuls wegleidt van het cellichaam heet een axon.


Slide 11 - Slide

Type zenuwcellen

gevoelszenuwcellen

bewegingszenuwcellen

schakelcellen

Slide 12 - Slide

locatie
zenuwcellen
locatie

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

zenuwcellen
Om sommige uitlopers zit een myelineschede. Deze bestaat uit cellen van Schwann. Tussen deze cellen zit een insnoering. Door deze schede kunnen de impulsen sneller door de zenuwcel lopen.

Slide 15 - Slide

Zenuwen

Een zenuw is een bundel zenuwcellen bij elkaar.

De myelineschede isoleert deze zenuwcellen van elkaar.

Om de zenuw heen ligt een laag bindweefsel ter bescherming.


Slide 16 - Slide

3 type zenuwen

gevoelszenuw: alleen gevoelszenuwcellen

bewegingszenuw: alleen bewegingszenuwcellen

gemengde zenuw: beide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Synaps
aan het einde van axonen zitten synapsen.
Dit is de plek waar een impuls van de ene cel kan worden doorgegeven aan de volgende cel.

Slide 19 - Slide

Synaps
Als de neurotransmitters worden losgelaten in de synapsspleet binden deze aan de receptoren van de volgende cel.
Hierdoor komt een bepaalde reactie op gang, de impuls wordt bijvoorbeeld doorgegeven aan de volgende zenuwcel.
De neurotransmitters gaan daarna terug naar de axon of worden afgebroken.

Slide 20 - Slide

maak
22-25

Slide 21 - Slide

Ruggenmerg
Ligt beschermd in het wervelkanaal.
Vanaf het ruggenmerg lopen zenuwen die een deel van romp of ledematen met het ruggenmerg verbind. 

Slide 22 - Slide

Doorsnede
De gevoelszenuwcellen komen bij elkaar aan de rugkant van het ruggenmerg. In de ruggenmergzenuwknopen liggen de cellichamen van de gevoelszenuwcellen.

Slide 23 - Slide

Witte/grijze stof
Het ruggenmerg bestaat aan de buitenkant uit witte stof. Hierin liggen uitlopers van schakelcellen.
De grijze stof ligt in het midden van het ruggenmerg, deze staat uit cellichamen van schakelcellen.

Slide 24 - Slide

Hersenen
witte stof: uitlopers van schakelcellen
grijze stof: cellichamen van schakelcellen.

Slide 25 - Slide

Hersenen
Grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam.
Grote hersenen en kleine hersenen bestaan uit een linkerhelft en rechterhelft.
Hersenen zijn omgeven door hersenvliezen die de hersenen beschermen.

Slide 26 - Slide

Hersenstam
De impulsbanen kruisen elkaar.
Geleidt impulsen van hoofd/halsgebied.

Regelt belangrijke lichaamsfuncties: hartritme/ademhaling/bloeddruk

Slide 27 - Slide

Grote hersenen
Verwerking en bewust worden van binnengekomen prikkels.
De impulsen komen binnen in een bepaald hersengebied: hersencentra.
Gevoel en bewegingscentra.
Vanuit bewegingscentra impulsen via bewegingszenuwcellen naar spieren voor bewuste bewegingen.

Slide 28 - Slide

kleine hersenen
Coördineren alle bewegingen van je lichaam.
Handhaven van je evenwicht.

Slide 29 - Slide

maak
26-31

22-25 als je dit niet gemaakt had.

Slide 30 - Slide