De kracht van verhalen en sprookjes - Deel 4 Sprookjes over de hele wereld + start summatief

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag

1. Grammatica: pv, ow, wwg
2. Samen sprookje maken 
3. Sprookjes naar deze eeuw
4. Uitdelen verhaal voor proefwerk 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les
Heb je geoefend met een persoonsvorm, onderwerp en gezegde.

Heb je geleerd dat sprookjes zich ontwikkelen over de tijd en doordat je ze met elkaar kunt maken. 

Heb je het sprookje gekregen dat je moet lezen voor het proefwerk.

Weet je hoe lang je nog moet werken aan Numo voor 23 juni 2025

Slide 3 - Slide

Statement of inquiry 
Perspective and context in a narrative may influence the attitude to a theme and help us orientate in space and time. 


Het perspectief en de setting in een verhaal kan je houding ten opzichte van een onderwerp beinvloeden en je helpen je te orienteren in plaats en tijd. 

Slide 4 - Slide

Zinsdelen
  • De delen waaruit een zin bestaat
  • Eén woord of meerdere woorden
  • Zoek eerst de persoonsvorm
  • Alle zinsdelen kan je voor de pv zetten, de zin moet wel kloppen!
  • Alles voor de pv is één zinsdeel

  • In de supermarkt kost een flesje cola 3 euro.
  • In de supermarkt | kost| een flesje cola | 3 euro

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm vinden (=pv)
  • Altijd een werkwoord
  • Tijdproef: tegenwoordige tijd en verleden tijd
  • Hij loopt naar school - Hij liep naar school

  • Getalproef: Aantal veranderen: enkelvoud en meervoud
  • Hij loopt naar school - Wij lopen naar school

Slide 6 - Slide

Onderwerp (=ow)
  • De persoonsvorm en het onderwerp horen bij elkaar. Allebei enkelvoud of meervoud.
  • Wie/wat + pv = onderwerp      --> uit je hoofd leren!
  • Hij loopt naar school. Wie/wat loopt? Hij = o (ow)
  • Het onderwerp voert de persoonsvorm uit 

  • Verander de pv, zodat het onderwerp mee verandert
  • Hij loopt naar school. - Wij lopen naar school.

Slide 7 - Slide

Stappenplan ontleden
1. persoonsvorm zoeken
2. zinsdeelstrepen zetten
3. onderwerp zoeken
4. werkwoordelijk gezegde 



Slide 8 - Slide

werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde.

Alle werkwoorden in de zin = werkwoordelijk gezegde (WWG).

Slide 9 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.

Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
  • Ik heb veel te doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 10 - Slide

Verdeel in zinsdelen en benoem ow/pv/wwg:
Een sprookje ontwikkelt zich met de jaren.

Slide 11 - Open question

Verdeel in zinsdelen en benoem ow/pv/wwg:
Natuurlijk zijn de tijden veranderd.

Slide 12 - Open question

Verdeel in zinsdelen en benoem ow/pv/wwg:
Men vergeet nog wel eens de omgeving of de namen te updaten.

Slide 13 - Open question

De ontwikkeling van sprookjes

Door de tijd heen, zijn sprookjes veranderd.

Ze worden aangepast aan de tijd.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

We schrijven een sprookje in 10 minuten
Kies een van de volgende beginzinnen:
In een land hier ver vandaan leefde een prinses die gek op vogels was.
In een groot bos waar niemand ooit kwam leefde eens een oude heks.
Een prins die heel dapper was maar aartslelijk zocht een lieve prinses.
  • daarna voegt je buurman één zin toe. 
  • een volgende leerling voegt nog een zin toe.
  • Houd het netjes!
  • De laatste persoon zorgt voor een typisch einde.
  • We krijgen meerdere sprookjes

Slide 16 - Slide

Volkssprookje:

  • schrijver onbekend
  • verschillende versies
  • volksverhaal
Cultuursprookje:

  • schrijver bekend
  • 1 versie
  • geen volksverhaal

Slide 17 - Slide

Hoef je niet kennen voor proefwerk, is ter informatie 

Slide 18 - Slide

We onderscheiden 2 soorten ...?
Cultuur- en kunstsprookjes
Volkssprookjes
Auteur onbekend
De Kikkerkoning door de Gebroeders Grimm.
Dit zijn sprookjes die door één auteur verzonnen en  opgeschreven zijn
Ouder
Het lelijke eendje door Hans Christian Andersen.
Ze zijn eerst vooral mondeling overgeleverd en meestal pas daarna op schrift gesteld.
Nieuwer
Auteur bekend

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Oorspronkelijk:
  • doelgroep: volwassenen
  • veel wreedheid en geweld

Veranderingen 19de eeuw:
  • doelgroep kinderen + ouders
  • meer nadruk op goede afloop





20ste en 21ste eeuw:
  • sprookjesfilms wijken af van oorspronkelijke verhaallijn
  • meisjes/vrouwen zijn actiever (emancipatie)
  • er verschijnen weer sprookjes(films)  voor volwassenen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Opdracht: sprookje 2025

Kies een sprookje dat je goed kent
Verander het begin zo dat het ook zou kunnen spelen in 2025

Slide 23 - Slide

Zo aan de slag
Zoek het oorspronkelijke verhaal online op (mag in je eigen taal) 
'Belle en het beest'

Lees het verhaal 'Monstermeisje': wat is hier anders? 

Dit verhaal gaan we gebruiken voor het proefwerk

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Aan de slag
Zoek het oorspronkelijke verhaal online op (mag in je eigen taal) 
'Belle en het beest'

Lees het verhaal 'Monstermeisje': wat is hier anders? 

Slide 28 - Slide

Tijdens proefwerk 'sprookje anno 2025'
Kies je één van de volgende opdrachten.
1. Schrijf net als Klaas Sjaak een deel van een sprookje in spreektaal.
2. Beschrijf de hoofdpersoon maar pas het uiterlijk van de hoofdpersoon aan ( anno 2025).
3. Maak een gedicht van het sprookje. 

Slide 29 - Slide

Numo

Leerplan 
grammatica

Al 5 uur?



Ga je ook vooruit? 


Slide 30 - Slide