What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica herhaling lj. 1 TH2A
Wanneer trekt de docent punten van je puntentotaal af?
A
Als je geen hoofdletters gebruikt.
B
Als je geen leestekens gebruikt.
C
Als je zinnen slecht geformuleerd zijn en spelfouten bevatten.
D
Alle antwoorden zijn goed.
1 / 19
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wanneer trekt de docent punten van je puntentotaal af?
A
Als je geen hoofdletters gebruikt.
B
Als je geen leestekens gebruikt.
C
Als je zinnen slecht geformuleerd zijn en spelfouten bevatten.
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 1 - Quiz
Grammatica herhaling lj. 1
Havo 2.
Slide 2 - Slide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Iedere dag staat Maria zuchtend naast haar bed.
A
Staat
B
Zuchtend
Slide 3 - Quiz
De meest veilige manier om de persoonsvorm te vinden is..
A
De vraagproef
B
De getalsproef
C
De tijdproef
Slide 4 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
Mijn zusje waste gisteren af.
Slide 5 - Open question
Wat ontbreekt er in deze zin:
Mijn moeder koopt elke dag voor mijn zusje.
A
Een onderwerp
B
Een meewerkend voorwerp
C
Een lijdend voorwerp
D
Een persoonsvorm
Slide 6 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Mijn tante heeft de apotheker een recept gegeven.
Slide 7 - Open question
Welke informatie geeft een bijwoordelijke bepaling?
A
Informatie over tijd
B
Informatie over plaats
C
Informatie over de wijze waarop iets gaat
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 8 - Quiz
Wat is de bwb in de volgende zin:
We werken in de bibliotheek aan ons project.
Slide 9 - Open question
Wat is de bwb in de volgende zin:
De hond rent snel door de tuin.
Slide 10 - Open question
Welke woorden veranderen als je de tijdproef doet:
In Nederland heeft het afgelopen week geregend, dus koop ik een regenbroek.
A
heeft
B
heeft, koop
C
heeft, geregend, koop
D
heeft, geregend
Slide 11 - Quiz
Welke 5 nevenschikkende voegwoorden zijn er?
Slide 12 - Open question
Voegwoorden
De vijf belangrijkste nevenschikkende voegwoorden in het Nederlands zijn:
En, maar, of, want, dus
Deze voegwoorden verbinden twee
hoofdzinnen
.
Slide 13 - Slide
Noteer het eerste en laatste woord van de bijzin:
Thomas pakt een zakdoek, omdat hij al een uur lang aan het huilen is.
Slide 14 - Open question
Wat voor een soort woord is 'wat' in deze zin?
Ik zou graag willen weten wat jij vindt van de jas die ik heb gekocht.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
vr.vnw
Slide 15 - Quiz
Wat voor een soort woord is 'die' in deze zin?
Ik zou graag willen weten wat jij vindt van de jas die ik heb gekocht.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
vr.vnw
Slide 16 - Quiz
Samengesteld of enkelvoudig:
Miranda eet graag appels en peren in het voorjaar.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld
Slide 17 - Quiz
Samengesteld of enkelvoudig:
Iedere dag loopt Jonas naar school, maar als het regent gaat hij met de bus.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld
Slide 18 - Quiz
Welk onderdeel moet je nog extra gaan leren voor de toets? Noem er een!
Slide 19 - Open question
More lessons like this
Grammatica herhaling lj. 1
February 2025
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
De samengestelde zin
March 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC_M5 L3 zinnen enkelvoudig en samengesteld
May 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Samengestelde zinnen
March 2017
- Lesson with
22 slides
Handel
MBO
Studiejaar 1
Zinsbouw
March 2025
- Lesson with
43 slides
voegwoorden les 1
May 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 10: Samengestelde zinnen
February 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De samengestelde zin
April 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Secundair onderwijs