Kenniskaart 4 schoonmaakmiddelen

• Facilitair
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Oriëntatie Facilitair

terugblik

Ik benoem verschillende schoonmaakmiddelen.

En ik leg uit welk middel waar voor wordt gebruikt.

Ik weet hoe ik een schoonmaakmiddel gebruik.

(gebruik doseerflacon)

Ik lees het etiket (/pictogram) van een schoonmaakmiddel.

doelen van deze les

welke ken jij? zoek op en voeg toe!

schoonmaakmiddelen

schoonmaakmiddelen

afwasmiddel           allesreiniger      vloer- en reinigingsmiddel         wasmiddel

schoonmaakmiddelen

hiermee meet je het

schoonmaakmiddel af.

de doseerflacon

1. Vul de emmer met water.

2. Voeg schoonmaakmiddel toe.

     Lees eerst het etiket!!

stappenplan

        Let op:        Doe je het andersom, dan krijg je veel schuim!

stappenplan

+   =

voordat je een sopje maakt

lees je goed het etiket!

  etiket lezen

een symbool of afbeelding 

die de plaats inneemt van een tekst. 

ook wel beeldtaal genoemd.

  het pictogram

Het pictogram waarschuwt de gebruiker.

Een schoonmaakmiddel 

kan schadelijk zijn

voor de gezondheid 

of het milieu.

  het pictogram

afwasmiddel           allesreiniger      vloer- en reinigingsmiddel         wasmiddel

schoonmaakmiddelen

irriterend        milieu-onvriendelijk        brandbaar             bijtend

pictogrammen

irriterend        

pictogrammen

milieu-onvriendelijk

pictogrammen

brandbaar             

pictogrammen

    bijtend

pictogrammen

Hoe gebruik je schoonmaakmiddel veilig?

veilig gebruiken

Lees op het etiket 

hoeveel schoonmaakmiddel

je nodig hebt.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

Trek bij bijtende middelen

handschoenen en 

beschermende kleding aan.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

Draai de dop 

van de doseerflacon

los.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

Druk zacht op de fles.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

Controleer of 

de juiste hoeveelheid

in de doseerdop zit.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

Schenk 

het schoonmaakmiddel 

over in de emmer.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

1. Lees het etiket.

            2. Vul het doseerflacon.

                           3. Doe het middel in de emmer.

schoonmaakmiddel veilig gebruiken    

Bewaar schoonmaakmiddelen 

altijd in de originele verpakking 

of in een doseerflacon met etiket!

bewaren

1.

Er zijn veel verschillende schoonmaakmiddelen.

1. ja
2. nee

2.

Er zijn verschillende schoonmaakmiddelen voor vloeren.

1. ja
2. nee

3.

Voordat je schoonmaakmiddel gebruikt,

kijk je eerst op het etiket.

1. ja
2. nee

4.

Met de doseerflacon meet je 

schoonmaakmiddel af in een dopje.

1. ja
2. nee

5.

Bijtende middelen gebruik je met blote handen.

1. ja
2. nee

6.

Schoonmaakmiddel is goed voor het milieu.

1. ja
2. nee

7.

Schoonmaakmiddel kan brandend zijn.

1. ja
2. nee

8.

Je vult de emmer eerst met water.

Daarna voeg je schoonmaakmiddel toe.

1. ja
2. nee

9.

Een pictogram waarschuwt voor gevaar.

1. ja
2. nee

10.

Het is belangrijk dat je 

de pictogrammen op een etiket kent.

1. ja
2. nee

evaluatie

Ik benoem verschillende schoonmaakmiddelen.

En ik leg uit welk middel waar voor wordt gebruikt.

Ik weet hoe ik een schoonmaakmiddel gebruik.

(gebruik doseerflacon)

Ik lees het etiket (/pictogram) van een schoonmaakmiddel.

doelen van deze les

Waar gebruik je

het schoonmaakmiddel voor?

&

Wat zijn de gevaren en/of risico’s

van het schoonmaakmiddel?

(huiswerk)opdracht: