2.2-1 Planten- en dierencellen 4V 2324

2.2 Planten- en dierencellen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.2 Planten- en dierencellen

Slide 1 - Slide

Film - Planaria
Wat is er voor nodig om dit mogelijk te maken?

(denk aan celdifferentiatie/communicatie tussen cellen)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Doel 2.2
☐ 6. Je benoemt en herkent de functies van de onderdelen van een menselijke en dierlijke cel.
☐ 7. Je benoemt en herkent de functies van de onderdelen van een plantaardige cel.


Slide 5 - Slide

Vier rijken - celkenmerken

Slide 6 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Autotroof: maakt eigen voedingsstoffen
Heterotroof: voedingsstoffen uit andere organismen

Slide 7 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Prokaryoot: zonder celkern
Eukaryoot: met celkern

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Dierencellen 
celmembraan:
begrenzing van de cel, regelt wat er in- en uit gaat 

(dit nummer ontbreekt, geef het zelf aan met een *)

Slide 10 - Slide

Dierencellen 
grondplasma:
waterige inhoud van de cel.

cytoplasma: inhoud van de cel inclusief  organellen

Slide 11 - Slide

Dierencellen 
celkern:
bevat het erfelijk materiaal (DNA) in de vorm van chromosomen 

Slide 12 - Slide

Dierencellen 
kernmembraan: omgeeft de kern, bevat kernporiën

kernlichaampje:
bevat het materiaal dat nodig is om ribosomen te maken

Slide 13 - Slide

Dierencellen 
ribosoom:
bestaat uit RNA en eiwitten, is betrokken bij het maken van nieuwe eiwitten (par4)

Slide 14 - Slide

Dierencellen 
mitochondrium:
energiecentrale van de cel: hier wordt glucose afgebroken mbv O2, dit levert energie op (in de vorm van ATP) en CO2

Slide 15 - Slide

Dierencellen 
endoplasmatisch reticulum:
transportstelsel van membranen (par4)
ruw: ribosomen aan de buitenkant
glad: geen ribosomen aan de buitenkant 

Slide 16 - Slide

Dierencellen 
golgisysteem:
transportstelsel dat eiwitten bewerkt en blaasjes afsnoert zoals lysosomen/ transportblaasjes (par4)

Slide 17 - Slide

Dierencellen 
lysosoom:
blaasje omgeven door een membraan waar enzymen in zitten (eiwitten die dingen kunnen afbreken zoals organellen)

Slide 18 - Slide

Dierencellen 
transportblaasje:
blaasje met verpakte eiwitten

Slide 19 - Slide

Dierencellen 
centrosoom:
bestaat uit twee centriolen. Speelt een rol bij de celdeling, oriënteren en scheiden van het erfelijk materiaal (par5). 

Slide 20 - Slide

Dierencellen 
celskelet:
geeft stevigheid aan de cel en richting aan transportprocessen.

Slide 21 - Slide

Bekijk BINAS 79C
Welke ontbreekt?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Plantencellen 
celmembraan ✔
celkern ✔
kernlichaampje ✔
kernmembraan ✔
chromosoom ✔
ribosoom ✔
mitochondrium ✔


glad er ✔
ruw er ✔
golgi-systeem ✔
lysosoom ✔
tranportblaasje ✔
celskelet ✔
centrosoom X

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Plantencellen 
Celwand: extracellulaire laag, gemaakt van cellulose of lignine (houtstof).
Geeft de plantencel vorm en stevigheid.

Slide 26 - Slide

Plantencellen 

Slide 27 - Slide

Plantencellen 
(centrale) vacuole:
grote blaas (membraan) met water en opgeloste stoffen (soms kleurstoffen, bijv paars)

Slide 28 - Slide

Plantencellen 
bladgroenkorrels/ chloroplasten: hier vindt fotosynthese plaats (aanmaak van glucose met water en CO2).
Groene plastide.

Slide 29 - Slide

Plantencellen 
andere plastiden: amyloplasten: opslag zetmeel
chromoplasten: kleurstofkorrels (geel - rood)

Slide 30 - Slide

Plantencellen
Plastiden kunnen in het leven van een plant veranderen van de een naar de ander


Slide 31 - Slide


A
chloroplast naar amyloplast
B
chromoplast naar chloroplast
C
chloroplast naar chromoplast
D
amyloplast naar chromoplast

Slide 32 - Quiz


A
chloroplast naar amyloplast
B
chromoplast naar chloroplast
C
chloroplast naar chromoplast
D
amyloplast naar chloroplast

Slide 33 - Quiz

Plant of dier?

Slide 34 - Slide

Doel 2.2
☐ 6. Je benoemt en herkent de functies van de onderdelen van een menselijke en dierlijke cel.
☐ 7. Je benoemt en herkent de functies van de onderdelen van een plantaardige cel.


Slide 35 - Slide

Huiswerk
In de online methode of in je boek.
Kies een leerweg.
Maak de opdrachten bij je leerweg.

Maak een begrippenlijst.

Slide 36 - Slide