5.3 Lezen les 1 1KGT

  • uitdelen leesboek en voorlezen
  • Werkboek en etui op tafel
  • Je zit op je vaste plek
5.3 Lezen
timer
12:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

  • uitdelen leesboek en voorlezen
  • Werkboek en etui op tafel
  • Je zit op je vaste plek
5.3 Lezen
timer
12:00

Slide 1 - Slide

  • Start paragraaf 5.3 Lezen
5.3 Lezen
Vandaag:

Slide 2 - Slide

  • De tekstdoelen overtuigen en activeren herkennen (kader)
  • Dit zijn de laatste twee tekstdoelen die je dit jaar leert (kader)
5.3 Lezen
In deze paragraaf leer je:
  • Wat het verschil is tussen een feit en een mening (basis)
  • Wat verwijswoorden zijn (basis).

Slide 3 - Slide

Je weet al dat een schrijver een tekst altijd met een bepaalde bedoeling schrijft: het tekstdoel
  • Eerder leerde je over de tekstdoelen informeren en amuseren
5.3 Lezen
Leertekst: Tekstdoelen (2) blz. 107

Slide 4 - Slide

5.3 Lezen (herhaling)
Leertekst tekstdoel - informeren en amuseren 
tekstdoel
wat wil de schrijver
voorbeeld
informeren
de lezer informatie geven over een onderwerp
nieuwbericht (ook website), krant, brief, handleiding, lesboek
amuseren
de lezer vermaken (plezier laten hebben)
leesboek, strip, songtekst

Slide 5 - Slide

              informeren                                 amuseren                  
5.3 Lezen (herhaling)
Leertekst tekstdoel - informeren en amuseren 

Slide 6 - Slide

Je weet al dat een schrijver een tekst altijd met een bepaalde bedoeling schrijft: het tekstdoel
  • Eerder leerde je over de tekstdoelen informeren en amuseren
  • In deze paragraaf leer je over twee nieuwe tekstdoelen: overtuigen en activeren.
5.3 Lezen
Leertekst: Tekstdoelen (2) blz. 107

Slide 7 - Slide

Feit: Het is echt zo of het is echt gebeurd en je kunt het controleren. Vb roken is slecht voor je.

Mening: dit vindt iemand ergens van of dit denkt iemand ergens van. Iedereen kan een mening hebben. Vb Ik heb een hekel aan biologie.
Leertekst: Tekstdoelen 

Slide 8 - Slide

Leertekst: Verwijswoorden
In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst. Verwijswoorden zorgen voor afwisseling in een tekst. Voorbeelden van verwijswoorden: hij, hem, zij, haar, het, dat, die, daar.
Hoe kom je erachter waar een verwijswoord naar verwijst?
Stel een vraag die begint met: wie ...? wat ...? waar ...?
Voorbeeld:
Lorain vindt gezond eten erg belangrijk. Zij eet iedere dag twee ons groente en twee stuks fruit.
Wie eet iedere dag twee ons groente en twee stuks fruit?
Antwoord: Lorain. Zij verwijst dus naar Lorain.






Tekst

Slide 9 - Slide

5.3 Lezen 
Leertekst tekstdoel - overtuigen en activeren 
tekstdoel
wat wil de schrijver
voorbeeld
overtuigen
dat de lezer het met hem eens is (geeft een mening)
film- of boekbespreking, review/beoordeling van een hotel of restaurant
activeren
dat de lezer iets gaat doen (kopen, lid worden, aanmelden)
advertentie, reclamefolder, lid worden een club, donor worden.

Slide 10 - Slide

5.3 Lezen 
Leertekst tekstdoel - overtuigen en activeren 
tekstdoel
wat wil de schrijver
voorbeeld
overtuigen
dat de lezer het met hem eens is
film- of boekbespreking, review/beoordeling van een hotel of restaurant
activeren
dat de lezer iets gaat doen
advertentie, reclamefolder, lid worden een club, donor worden.

Slide 11 - Slide

             overtuigen                                    activeren                 
5.3 Lezen 
Leertekst tekstdoel - overtuigen en activeren

Slide 12 - Slide

  • Lezen tekst 1 blz. 106
  • Lezen tekstdoelen blz. 107
  • Maken opdracht 1 t/m 7.
  • Basis opdracht 1 t/m 10.

5.3 Lezen
Kader zelfstandig

Slide 13 - Slide

  • Voorlezen tekst 1 en 2
  • Maken opdracht 1 t/m 5.

5.3 Lezen
Basis samen lezen

Slide 14 - Slide

5.3 Lezen de 4 tekstdoelen
Alle tekstdoelen op een rijtje

Slide 15 - Slide

5.3 Lezen - de 4 tekstdoelen
tekstdoel
wat wil de schrijver
voorbeeld
informeren
de lezer informatie geven over een onderwerp
nieuwbericht (ook website), krant, brief, handleiding, lesboek
amuseren
de lezer vermaken
(plezier laten hebben)
leesboek, strip, songtekst
overtuigen
dat de lezer het met hem eens is
film- of boekbespreking, review/beoordeling van een hotel of restaurant
activeren
dat de lezer iets gaat doen
advertentie, reclamefolder, lid worden een club, donor worden.

Slide 16 - Slide

      informeren      amuseren        overtuigen        activeren                 
5.3 Lezen - de 4 tekstdoelen

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Kader: maak opdracht 8 t/m 18. Opdracht 17 hoef niet.

Basis: maak opdracht 11 t/m 15.

Slide 18 - Slide