Taalbeschouwing juni oefenen

• Taal
• Lager onderwijs

Taalbeschouwing juni oefenen

Persoonsvorm

De leerlingen maken volgende hun laatste proefwerk. pv?

Het warme zomerweer komt eraan. pv?

Mijn broer en ik leren hard voor de proefwerken. pv?

De proefwerken van de vlinderklas zijn bijna voorbij. pv?

Onderwerp

De leerlingen maken volgende hun laatste proefwerk. o. ?

Het warme zomerweer komt eraan.
o.?

Mijn broer en ik leren hard voor de proefwerken. o.?

De proefwerken van de vlinderklas zijn bijna voorbij. o.?

Samenstellingen 

Samenstellingen zijn woorden die bestaan uit twee of meerdere woorden.

De woorden in de samenstelling bestaan apart, ze hebben een betekenis op zich.

• huis + nummer = huisnummer
  
•  tanden + borstel + houder = tandenborstelhouder
  
• bad + kamer + deur = badkamerdeur
  

Zoek de samenstelling

1. de verhuis
2. het huisje
3. de huishuur
4. huiswaarts

Maak zoveel mogelijk samenstellingen met huis

Afleidingen

Een afleiding bestaat uit een grondwoord en een voor- of achtervoegsel.

• Een grondwoord heeft al een betekenis op zich en kan apart voorkomen. 
• Een voor- of achtervoegsel heeft geen betekenis op zich en kan niet apart voorkomen
  

bv. bedenken, schoonheid, rustig, onmogelijk

Zoek de afleiding

1. de zoektocht
2. het bezoek
3. het zoekboek
4. de zoekgids

Maak 2 afleidingen met 'zin'

Homoniemen

Een woord met 2 verschillende betekenissen. 

Synoniemen

2 verschillende woorden met dezelfde betekenis 

Tegenstellingen

2 woorden die het omgekeerde betekenen 

moe, uitgeput zijn

1. homoniemen
2. synoniemen
3. tegenstellingen

blad, blad

1. homoniemen
2. synoniemen
3. tegenstellingen

Geef 2 betekenissen van blad

zwak, sterk

1. homoniemen
2. synoniemen
3. tegenstellingen

Verwijswoorden

woorden die verwijzen naar een ander woord

Anna pakte haar tas en liep naar de bushalte. Ze was bang dat ze te laat zou komen. Naar wie verwijst ze?

1. Anna
2. haar tas
3. de bushalte

Anna belde haar vriendin maar___ nam niet op. Vul aan met een verwijswoord.