PA 1 Capítulo 5 gramática

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vul in:
___ (onze) ropa es cara

Vul in:
¿Cómo se llaman ___ (jouw) padres?

Vul in:
Los zapatos son de Erica y Silvia.
Son ____ (hun) zapatos.

¡Escribe los números
hasta 15!

Schrijf nu zelf het cijfer:
setecientos veintiseis

Schrijf nu zelf het cijfer:
docscientos sesenta y cinco

Schrijf nu zelf het cijfer:
ochocientos quince

Schrijf nu zelf het cijfer:
ciento nueve

Hoe vervoeg je het werkwoord 'ir'?
Geef alle zes de vormen.

Hoe vertaal je 'voy a ...'

1. Ik wil naar..
2. Ik rijd naar..
3. ik ga naar..
4. Ik kom uit..

Vul in..
(Ik ga) _____ a comprar camisetas

1. voy a
2. va a

Vul in..
Mi madre ___ a hablar con mi amiga.

1. voy
2. va

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Wij gaan iets drinken'

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Zij gaan betalen'

Hoe zeg je in het Spaans...?
'¿Ga jij een wandeling maken'

Hoe zeg je in het Spaans...?
'U gaat uitrusten'