B3S les 28-9-2022 QuestionsGrammar

Startklaar?
Ik heb mijn laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak


1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar?
Ik heb mijn laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak


Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik kan vragen en ontkenningen maken in het Engels


Slide 2 - Slide

Vragen maken
Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Slide

Maak deze zin vragend: They will buy the hotel on Ibiza.

Slide 4 - Open question

Maak deze zin vragend:
I talk too much

Slide 5 - Open question

Maak deze zin vragend:
She loves eating ice cream.

Slide 6 - Open question

Vragen maken
Bij de werkwoorden: be, have got, can, could, will, should, may, might en must, verplaats je dit werkwoord helemaal naar voren

- I will help you --> Will I help you?
- You must pay taxes --> Must you pay taxes?

Slide 7 - Slide

Vragen maken
Bij de overige werkwoorden: gebruik do vooraan in de zin

- We do our homework --> Do we do our homework?
- He makes apple pie --> Does he make apple pie?
 (!Bij do altijd het hele werkwoord!)

Slide 8 - Slide

Ontkenningen (nee zeggen)
Hoe zat het ook alweer?

Slide 9 - Slide

Maak deze zin ontkennend: We will call you later.

Slide 10 - Open question

Maak deze zin ontkennend: She sleeps in a hotel.

Slide 11 - Open question

Ontkenningen (nee zeggen)
Bij de (hulp) werkwoorden: be, have got, can, could, will, should, may, might en must zet je not achter dit (hulp) werkwoord.

I am crazy --> I am not crazy
They could save them --> They couldn't save them

Slide 12 - Slide

Ontkenningen (nee zeggen)
Bij de overige werkwoorden: gebruik je do

- You ate the cookies! --> You didn't eat the cookies.
- He steals money --> He doesn't steal money.
 (!Bij do altijd het hele werkwoord!)

Slide 13 - Slide

Vraagwoorden
Vraagwoorden staan altijd aan het begin van de zin.
Vraagwoorden: who; what; when; why; how; which; where

Who knows the answer?
Which way do we need to go?
How much is the fish?

Slide 14 - Slide

Maak onderstaande zinnen vragend
1 I play soccer this afternoon.
  
2 His cousin can play the guitar.

3 You should come over tomorrow.

4 Mr Bush is an American.




Slide 15 - Slide

Maak onderstaande zinnen vragend
1 I play soccer this afternoon.
- Do you play soccer this afternoon  
2 His cousin can play the guitar.
- Can his cousin play the guitar
3 You should come over tomorrow.
- Should you come over tomorrow
4 Mr Bush is an American.
- Is Mr Bush an American



Slide 16 - Slide

Maak onderstaande zinnen ontkennend
1) Peter is at home.
     
2) A bat can fly.

3) Wolves live in houses.

4) Snakes have got very sharp teeth.

Slide 17 - Slide

Maak onderstaande zinnen ontkennend
1) Peter is at home.
- Peter isn't at home.
2) A bat can fly.
- A bat can't fly.
3) Wolves live in houses.
- Wolves don't live in houses.
4) Snakes have got very sharp teeth.
- Snakes haven't got very sharp teeth.

Slide 18 - Slide

Welke vraag hoort bij deze antwoorden?
1 Yes, he can dance very well. He has had lessons for six years now.
2 Yes, he’s very attractive.
3 No, I am sorry. I can’t help you tonight. Maybe tomorrow.

Slide 19 - Slide

Welke vraag hoort bij deze antwoorden?
1 Yes, he can dance very well. He has had lessons for six years now.
- Can he dance? Has had any lessons?  
2 Yes, he’s very attractive.
- Is he attractive?
3 No, I am sorry. I can’t help you tonight. Maybe tomorrow.
- Can you help me tonight?

Slide 20 - Slide

Voor vandaag klaar met oefenen?
- Oefen met de gesprekjes van Language Village
- English Essentials (via Magister Leermiddelen)
- Stepping Stones online (via Magister Leermiddelen)
   

Slide 21 - Slide