Taal bovenbouw werkwoordelijke gezegde

Eventjes opfrissen:


Wat is een werkwoord?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6,7

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Eventjes opfrissen:


Wat is een werkwoord?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Dan is het nu tijd om te oefenen!

Slide 6 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 7 - Mind map

Wat is de persoonsvorm?
Nienke vertelt een verhaal aan groep 6.
A
Nienke
B
vertelt
C
een verhaal
D
aan groep 6

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Juf Anne snoept de hele dag chocolaatjes.
A
Juf Anne
B
de hele dag
C
chocolaatjes
D
snoept

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Juf Pleun danst er vrolijk op los.
A
Juf Pleun
B
op los
C
danst
D
danst vrolijk

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Hoe laat gaan we naar de dokter?
A
Hoe
B
Hoe laat
C
we
D
gaan

Slide 11 - Quiz

Wat is een werkwoord?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik ga in de vijver zwemmen.
A
ga
B
ga zwemmen
C
ga in de vijver
D
Ik

Slide 14 - Quiz

Het regent al de hele dag.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 15 - Open question

Groep 6 oefent het werkwoordelijk gezegde.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 16 - Open question

Is alles gelukt gisteren?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Open question

Gisteren gingen wij in de vijver vissen met vrienden.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 18 - Open question

Groep 6 zingt een vrolijk liedje.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 19 - Open question

De nieuwe buren hebben zich gisteren aan ons voorgesteld.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 20 - Open question

De leeuw heeft het hert te pakken.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 21 - Open question

Mijn vader heeft een tafel in het restaurant gereserveerd.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 22 - Open question

Dus, hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?
A
Door van de zin een vraagzin te maken.
B
Door de vraag te stellen: Wie of Wat + persoonsvorm.
C
Door eerst de persoonsvorm te zoeken en daarna alle andere werkwoorden in de zin.

Slide 23 - Quiz

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 24 - Slide