Les 20.1 - §2.2 Stroom en spanning

§2.2 stroom en spanning

Lesplanning:

1. Uitleg lading
2. Maken opgave
   8 , (9), 10, (13), 14, 15, (16) en 17
3. Afsluiting

§2.2 stroom en spanning

Lesdoelen

Aan het einde van deze paragraaf
kan je...

• noemen welke soorten lading er zijn en welke krachten ze op elkaar uitoefenen;
• uitleggen wat elektrische stroom is en hoe elektrische stroom ontstaat.

Hoe kan je met een ballon een (leeg) blikje laten rollen zonder hem aan te raken?

Lading

Zonder lading geen elektriciteit….

Wat is lading? Hoe zie je dat een voorwerp geladen is? Hoe wordt een voorwerp geladen?

Lading

	Grootheid	Eenheid
Voluit	Lading	Q
Symbool	Coulomb	C

Wat is lading?

Elk voorwerp bestaat uit negatief en positief geladen deeltjes. Wanneer een voorwerp niet evenveel positieve als negatieve deeltjes heeft is het voorwerp geladen.

Soorten lading

Een voorwerp is positief geladen als het meer positieve (protonen) dan negatieve deeltjes (elektronen) heeft.

Een voorwerp is neutraal geladen als het evenveel positieve als negatieve deeltjes heeft.

Een voorwerp is negatief geladen als het meer negatieve dan positieve deeltjes heeft.

Lading van Fe³⁺

• Lading van de kern
• Lading van de elektronen
• Totale lading van het ion

Hoe zie je dat een voorwerp is geladen?

• Aantrekken en afstoten
• Vonken overspringen 

DEMO

• Blikje cola laten rollen
• Ballon aan gezicht plakken
• Papiersnipper ballon
• Lading aantonen met meter
• Vonken trekken apparaat. 
• Ballon en water

Hoe krijgt een
voorwep lading?

Negatieve deeltjes (elektronen) kunnen zich verplaatsen.

Phet

Hoe ontstaat elektrische stroom?

Bij een “groot” ladingsverschil 

bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats.

Aantrekking

Ladingsverschil = spanning

Stroom

Stroom is het bewegen van lading in één richting.
In een metalen draad zijn stromen vrije elektronen (geleidingselektronen).

-

+

Aan de slag

§2.2 opgave 8, (9), 10, (13), 14, 15, (16) en 17

Klaar: ga verder met (18), 19, 20, 21, 22 , (23), 24 en (25)

Wat heb je nodig om een lampje te laten branden?
Gebruik het woord lading in je antwoord.

+

-