Geslachtelijke voortplanting

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Geslachtelijke voortplanting

Basisstof 1 en 2

 Je hebt geleerd:​

- Wat het verschil is tussen het fenotype en het genotype van een organisme​

- Dat in de celkern chromosomen liggen, die bestaan uit DNA​

- Hoeveel chromosomen een lichaamscel bevat​ 

- Wat genen en allelen zijn​ 

- Hoeveel chromosomen er in geslachtscellen voorkomen​ 

- Dat genen coderen voor eiwitten​

Begrippenbingo

Begrippenbingo

 Genotype​

 Fenotype​

 Chromosoom​ 

 DNA​ 

 Lichaamscel​ 

 Gen​ 

​

 Allel​

 Geslachtscel​

 Celdeling​ 

 Moedercel​ 

 Dochtercel​ 

 Eiwit​

 Stof die codeert voor erfelijke eigenschappen​

Één gen van een genenpaar​

 Deze cellen bevatten 23 chromosomen​

Hierdoor worden nieuwe cellen gevormd​

Een stukje DNA dat codeert voor één erfelijke eigenschap​

De complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen​

Lange draden in de celkern die bestaan uit DNA​

Deze deelt zich in tweeën zodat er 2 nieuwe cellen worden gevormd​

Hier codeert het DNA voor​

De zichtbare eigenschappen van een organisme​

Zo noemen we de twee cellen die ontstaan na celdeling​

Deze cellen bevatten 23 chromosomenparen​

Basisstof 3: geslachtelijke voortplanting​

 Je leert:​

 Hoe allelen worden doorgegeven van ouders op kinderen​

Dat er variatie is in allelen​ 

 Waarom tweelingen zoveel op elkaar lijken​

Genen en allelen​

Geslachtscellen en lichaamscellen

Ongeslachtelijke voortplanting

 Welk genotype heeft een nieuwe aardappel?​

Geslachtelijke voortplanting

Geslachtscellen van twee individuën versmelten​

De combinatie van allelen van het nageslacht is een mix van de allelen van de ouders​

Tweelingen

Homozygoot of heterozygoot

Een organisme heeft 2 dezelfde allelen van een gen: hij is homozygoot voor deze eigenschap

Een organisme heeft 2 verschillende allelen van een gen: hij is heterozygoot voor deze eigenschap

Dominant of recessief

Een allel kan dominant of recessief zijn: het dominante allel komt altijd tot uiting in het fenotype, het recessieve allel niet. 

Huiswerk

Leer basisstof 3 en 9

Maak opdracht 8 t/m 10 + 29 +30

Klaar? verrijkingsstof 2 - stamcellen