1hv - Les 7 P4 - leerdoelen

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

   Deutsch! 

1hv

Les 7

Periode 4

Gutentag!

Die Planung

Week 25 - Schritt 32

Woche 26 - Prüfung 4

Woche 27 - Goethe examen

A2

A1

B2

B1

C2

C1

Leerdoelen

vandaag

woordjes, grammatica

Niet vergeten dat je mini-so's kunt maken voor jokers!!!

Luisteren

Schrijf op wat gezegd wordt.

Lezen

Es ist nicht gestattet, Geschirr oder Wäsche in den Dusch- und Toilettenräumen zu reinigen.

die Sehenswürdigkeit

zum Beispiel

die Züge

buiten

ziek

helaas

der

woorden die zijn afgeleid van de stam van een werkwoord

beginnen - der Beginn

einsetzen - der Einsatz

ablaufen - der Ablauf

woorden die eindigen op:

- ung  (die Wohnung)

- keit  (die Möglichkeit_

- heit   (die Gesundheit)

- tät   (die Universität)

- schaft  (die Gefangenschaft)

en de meeste woorden op -e

1) personen / beroepen / dieren

Vrouwen  ->  +in

Die Freundin

Die Lehrerin

Die Professorin

Die Polizistin

Die Bundeskanzlerin

die Katze   die Hündin

die Kuh   die Ziege

(tegenwoordige tijd=das Präsens)

Het (zwakke) werkwoord in het Duits

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:

ich

du

er/sie/es/man

wir

ihr

sie/Sie

stam + e

stam + st

stam + t

stam + en

stam + t

stam + en

Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:

E-ST-T-EN-T-EN

FE-E-ST-T-EN-T-EN

Mein Hund (heißen)..... Blacky weil er so schwarz ist.

mixen/mengen = mischen
Warum (mischen) ..... du das Wasser mit dem Teig?

(sitzen)..... du jetzt in deimen Schlafzimmer?

Ich (arbeiten)..... in einer Tierpension.

Meine Katze ... (spielen) mit der Maus.

Julia und Peter (finden).... diese Aufgabe blöd.

Mein Freund (antworten) .... nicht mehr. Ich denke, dass er schon schläft.

Und du? Wo (arbeiten) ..... du?

Und was (finden) ..... ihr?

(regnen) ......es schon wieder?

Die junge Frau (zeichnen) ..... sehr schön.

Die Leute im Bus ..... (atmen) zu laut.

Manuel und Robert, ihr (rechnen) .....ganz gut!

Hoever ben je met de werkwoorden?

1. Ik snap het helemaal!
2. Ik snap het, moet het alleen nog goed leren.
3. Ik snap het half, ik wil graag nog uitleg.
4. Ik snap er helemaal niks van. Ik heb nog uitleg nodig.